Standaard fiscale paragraaf bij scheidingen, standaard fout!

Geplaatst op 24 maart 2021

Een scheiding heeft veel fiscale gevolgen. Daarom wordt in de meeste scheidingsconvenanten een fiscale paragraaf opgenomen. Het is van groot belang dat deze paragraaf zorgvuldig wordt opgesteld. In veel echtscheidingsconvenanten wordt gewerkt met standaardteksten. Een veel voorkomende standaardtekst in de fiscale paragraaf luidt als volgt:

Partijen stellen vast dat zij tot en met het jaar van scheiding fiscaal partners zijn. Tot en met dat jaar zullen zij in overleg met elkaar de aangiftes inkomstenbelasting (laten) doen. De aanslagen inkomstenbelasting die betrekking hebben op de jaren waarin men fiscaal partner was komen voor rekening van beide partijen ieder voor de helft, zodra de aanslag onherroepelijk vast staat. Eventuele teruggaven over deze periode zullen door partijen bij helfte worden gedeeld.

Deze standaardbepaling leidt in diverse situaties tot grote financiële tegenvallers. Deze tegenvallers manifesteren zich vaak pas geruime tijd na de scheiding. Door het niet goed inregelen van de fiscale afspraken lijdt de scheidingsconsument onnodig schade.

In dit artikel wordt aan de hand van een praktijkvoorbeeld aangetoond dat de bovengenoemde veelgebruikte standaard tekst in de fiscale paragraaf zeer onredelijk kan uitpakken voor uw client.  Na het lezen van dit artikel bent u beter in staat om de knelpunten te herkennen. Door het verbeteren van de fiscale afspraken kunnen deze problemen worden voorkomen. 

 

Praktijkcasus

Hugo en Mireille zijn in 2000 getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. Samen hebben zij zoon Sem van 8 jaar oud.  Naast de woning en hypotheek bevat de gemeenschap van goederen geen noemenswaardig vermogen. Hugo heeft tijdens het huwelijk een erfenis van € 500.000 onder uitsluitingsclausule ontvangen. Dit behoort tot zijn privévermogen.

Op 26 februari 2021 wordt het echtscheidingsconvenant ondertekend en op 1 maart 2021 wordt het verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank. Vanaf dat moment is de gemeenschap van goederen ontbonden.[1] De scheidingsbegeleider van Hugo en Mireille heeft in het convenant de eerder genoemde standaard fiscale paragraaf opgenomen.

Hugo blijft in de echtelijke woning en Mireille betrekt samen met Sem een nieuwe koopwoning (inschrijving BRP 26 maart 2021).  In het ouderschapsplan spreken Hugo en Mireille af dat Sem om het weekend plus één dag per week naar Hugo gaat. Door het verbreken van het toeslagpartnerschap heeft Mireille vanaf 1 april 2021 recht op Kindgebonden budget van € 500 per maand.

Hugo besluit na de scheiding het roer om te gooien en zegt zijn vaste baan als ambtenaar op. In april 2021 start hij als ZZP’er. Met € 500.000 privévermogen durft hij deze sprong in het diepe wel te maken. In de zomer van 2022 zit Hugo bij zijn accountant op kantoor en zijn nieuwe carrière als ZZP’er blijkt een succes. Hij heeft in 2021 € 150.000 winst gemaakt. Het is tijd om de aangifte inkomstenbelasting over 2021 op te stellen. Hoewel de scheiding in goed overleg is gegaan zijn Hugo en Mireille in de zomer van 2022 wat minder goed “on speaking terms” nu Mireille een relatie heeft met de voetbaltrainer van Sem.

De gevolgen van de afspraak in de fiscale paragraaf van het scheidingsconvenant zijn voor de aangifte inkomstenbelasting 2021 voor Hugo en Mireille als volgt:

 

Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3)

Hugo dient per peildatum 1 januari 2021 over zijn vermogen van € 500.000 ruim € 5.000 inkomstenbelasting te betalen. Op basis van de opgenomen standaard afspraak in het convenant moet Mireille hier de helft van betalen. Is dat reëel terwijl het vermogen zowel voor als na de scheiding niet van haar is?

In het jaar van verbreking van het fiscaal partnerschap kunnen Hugo en Mireille het inkomen uit vermogen vrij toerekenen[2]. Zo kan de gezamenlijke aangifte worden geoptimaliseerd waardoor de totaal te betalen belasting lager wordt. Deze toerekening dient dan echter alleen om de aangifte te optimaliseren, dat is wat anders dan de afspraak wie de heffing uiteindelijk moet betalen!

In het convenant zou opgenomen kunnen worden dat Hugo en Mireille samen aangifte inkomstenbelasting doen en deze ook optimaliseren, maar dat de belasting over het inkomen uit vermogen voor rekening van Hugo komt. Mireille moet dan bij een gelijke toedeling de helft van de inkomstenbelasting over het inkomen uit vermogen betalen, wat Hugo haar later weer vergoedt. Uiteraard zijn er ook andere afspraken mogelijk. Zo kunnen er redenen zijn om wel samen de belasting over het inkomen uit vermogen te betalen, danwel naar rato van het jaar (tot het moment van bijvoorbeeld ondertekening van het convenant) deze heffing te delen.

 

Toeslagen

Indien Hugo en Mireille in de aangifte een vermogen van € 250.000 toedelen aan Mireille wordt ruim € 400 inkomstenbelasting bespaard ten opzichte van de situatie dat al het vermogen aan Hugo wordt toebedeeld. Consequentie van deze toedeling is echter dat het vermogen van Mireille boven de vermogensgrens van het kindgebonden budget uitkomt. Hierdoor moet zij het volledige kindgebonden budget dat zij vanaf 1 april 2021 heeft ontvangen terugbetalen. Dit kan voorkomen worden door bij de optimalisatie niet meer vermogen aan Mireille toe te delen dan de hiervoor geldende vermogensgrens[3].

 

Winst uit onderneming

Het resultaat van Hugo is belast als winst uit onderneming. De verschuldigde inkomstenbelasting plus inkomensafhankelijke bijdrage over deze winst bedragen in 2021 bij elkaar € 58.000. Volgens de afspraken in het convenant wordt deze aanslag bij helfte gedeeld. Hierdoor moet Mireille € 29.000 aan Hugo betalen. Omdat Mireille na ontbinding van de gemeenschap niet meer heeft gedeeld in het resultaat van de onderneming is de verplichting die voortvloeit uit het convenant onrechtvaardig.

Deze uitkomst had voorkomen kunnen worden door in de fiscale paragraaf het volgende op te nemen:

Voor de periode na datum ondertekening convenant is het uitgangspunt dat de man en de vrouw de belasting voor-of nadelen die betrekking hebben op één van hen voor hun eigen rekening nemen.

Een andere oplossing is  om specifiek op te nemen dat de belasting over de winst uit onderneming wordt gedragen door degene aan wie deze winst toekomst. Bij een bestaande onderneming zal er waarschijnlijk al sprake zijn van een voorlopige aanslag over de winst uit onderneming. Hierdoor is een deel van de inkomstenbelasting al betaald. Echter weet de belastingplichtige pas na afloop van het kalenderjaar of en hoeveel inkomstenbelasting er moeten worden betaald.

 

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Omdat Sem op 1 januari jonger is dan 12 jaar heeft Mireille tijdens het huwelijk recht op de inkomensafhankelijke combinatie korting indien zij minder verdient dan Hugo[4]. Na de scheiding heeft zij als alleenstaande ouder ook recht op deze korting, welke kan oplopen tot € 2.815 op jaarbasis.

In het jaar van scheiding kan discussie ontstaan over deze heffingskorting. Indien Hugo en Mireille eind 2021 zouden scheiden zal het voor hen beiden wellicht reëel zijn om het voordeel van deze heffingskorting over 2021 bij helfte te delen, wat ook volgt uit de tekst in hun convenant.

Nu Hugo en Mireille begin 2021 al gescheiden zijn zal deze afspraak wellicht veel minder goed voelen. Mogelijk heeft Mireille deze heffingskorting in 2021 al via een voorlopige teruggaaf aangevraagd, ofwel zij heeft maandelijks € 235 op haar rekening gestort gekregen.

Uit de afspraak in het convenant waarin staat dat alle voordelen bij helfte worden gedeeld volgt nu dat Mireille aan het eind van het jaar de helft van de korting, ofwel € 1.408 aan Hugo moet vergoeden.

Ook hier kan een oplossing zijn om tot het moment van ondertekenen van het convenant (of een ander in overleg te bepalen moment) dit voordeel 50-50 wordt gedeeld en daarna niet meer. Stel dat Hugo en Mireille ervoor kiezen om dit voordeel te delen tot het moment van indiening van het verzoekschrift (1 maart)  dan zou dus per saldo € 2.580 (11/12) voordeel toekomen aan Mireille en € 235 (1/12) aan de Hugo.

 

Woning kopen na de scheiding

Mireille heeft in verband met de aankoop van de nieuwe woning een hypotheek afgesloten. Zij heeft hiervoor diverse kosten gemaakt; hypotheekadvieskosten, een taxatierapport en de notariële hypotheekakte. Alles bij elkaar heeft haar dit € 5.000 gekost. Haar hypotheekadviseur heeft haar gezegd dat zij dit mag opvoeren als aftrekbare kosten eigen woning. Bij een aftrekpercentage van 37% (afhankelijk van haar inkomen) krijgt zij aan het eind van het jaar € 1.850 inkomstenbelasting terug.

Nu blijkt bij het doen van de aangifte 2021 dat zij op basis van de afspraken in het scheidingsconvenant deze teruggave van € 1.850 moet delen met Hugo. Omdat de kosten van € 5.000 volledig op Miranda hebben gedrukt is ook dit onderdeel van de aangifte een uitkomst die voor Mireille als onrechtvaardig zal voelen.

Een oplossing hiervoor is om op te nemen in het convenant dat alle voordelen die betrekking hebben op de periode na ondertekening van het convenant na de scheiding in de aangifte toe te rekenen aan degene op wie dit voordeel betrekking heeft.

Overigens kan hier ook weer voor optimalisatie gekozen worden. Stel dat Hugo deze aftrekbare kosten van € 5.000 tegen een percentage van 43% kan opvoeren[5], dan leidt dit tot een inkomstenbelasting teruggaaf van € 2.150 bij hem in plaats van € 1.850 bij Mireille. Dit voordeel van € 300 zouden zij kunnen delen. Als de aftrekbare kosten van € 5.000 in de aangifte aan Hugo worden toebedeeld krijgt hij € 2.150 inkomstenbelasting terug. Als hij vervolgens € 2.000 aan Mireille overmaakt hebben zij beiden € 150 voordeel van deze optimalisatie.

 

Conclusie

Aan de hand van de bovenstaande praktijkcasus is toegelicht waarom een standaard fiscale paragraaf bij scheidingen tot grote financiële tegenvallers leiden. Hierdoor kunnen de onderlinge verhoudingen tussen de ex-partners onder druk komen te staan. Het is daarom altijd verstandig om de fiscale consequenties in het jaar van scheiding goed inzichtelijk te maken. Hierdoor weten beide partners waar ze aan toe zijn. Het opstellen van een goede fiscale paragraaf vergt de nodige zorgvuldigheid en maatwerk. Door dit onderdeel van de scheiding op een zorgvuldige manier te begeleiden kunnen de genoemde knelpunten worden voorkomen.

 

Auteur: Drs. Jacqueline van der Vorm- van Zoelen FFP RFEA

 

Modelconvenanten van de Scheidingsdeskundige

Uit het artikel blijkt de relevantie van het zorgvuldig vastleggen van afspraken in een convenant. 
Op basis van jarenlange praktijkervaring hebben wij modelconvenanten ontwikkeld. 
In onze modelconvenanten komt ieder onderdeel van het scheidingsproces aan bod, waaronder ook een uitgebreide fiscale paragraaf.
Daarnaast worden onze convenanten jaarlijks geactualiseerd.
Door gebruik te maken van onze modelconvenanten kun jij de gemaakte afspraken volledig en op een efficiënte manier vastleggen.
Hierdoor kun jij jouw cliënten optimaal begeleiden bij de afwikkeling van hun scheiding.

Kijk voor meer informatie op onze website:

Modelconvenanten de Scheidingsdeskundige

 

[1] Art. 1:99 BW

[2] Artikel 2.17 Wet IB 2001

[3] € 118.479 in 2021

[4] Haar inkomen uit arbeid moet dan minimaal € 5.153 per jaar bedragen (2021),

[5] Artikel 2.17 Wet IB 2001


© Copyright - De Scheidingsdeskundige