Alimentatielijfrente bij scheiden. Slechts een theoretische faciliteit?

Geplaatst op 26 april 2021

Vanaf 2020 is de wettelijke duur van partneralimentatie aanzienlijk verkort.[1] Door het verkorten van de wettelijke alimentatieduur is het ineens afkopen van een alimentatieverplichting toegankelijker geworden. Door een standaard kortere duur zal de gemiddelde afkoopsom immers lager zijn. Een rechter kan geen afkoopsom voor partneralimentatie opleggen. Dit kunnen partijen uitsluitend in onderling overleg overeenkomen. Het afkopen van partneralimentatie heeft diverse voor- en nadelen:

 

Voordelen van het afkopen van alimentatie voor de alimentatieplichtige:

–  De alimentatieplichtige is in één keer van zijn verplichting af.

–  Doordat de alimentatiegerechtigde de alimentatie ineens ontvangt en hierdoor extra zekerheid krijgt, gaat deze wellicht akkoord met een lagere afkoopsom dan de contante waarde van de toekomstige verplichting.

–  Eventuele wijzigingen van alimentatie in de toekomst (door wijziging van de omstandigheden) zijn uitgesloten. Een verzoek tot verhoging van de alimentatie is niet meer mogelijk.

 

Nadelen van het afkopen van alimentatie voor de alimentatieplichtige:

–  Als de alimentatiegerechtigde kort na ontbinding van het huwelijk hertrouwt of gaat samenwonen (art. 1:160 BW) of zou komen te overlijden, zou de alimentatieverplichting komen te vervallen. Hierdoor is wellicht te veel betaald.

–  Bij overlijden van de alimentatieplichtige stopt de alimentatieverplichting. Door het afkopen van de alimentatieverplichting is de hoogte van de nalatenschap negatief beïnvloed.

–  Andere wijzigingen die leiden tot een lagere alimentatie spelen geen rol meer. Indien de alimentatiegerechtigde de loterij wint, een grote erfenis krijgt of een goed betaalde baan vindt zal dit geen gevolgen meer hebben. De volledige verplichting is immers reeds voldaan.

–  Het risico van eventueel bijstandsverhaal vanuit de gemeente blijft bestaan.

Het is mogelijk om de afkoop van partneralimentatie in plaats van met een afkoopsom af te wikkelen in de vorm van een lijfrentevoorziening. Er zijn twee methodes om dit vorm te geven. 

  • Het overdragen van een bestaande lijfrentevoorziening aan de onderhoudsgerechtigde
  • Het afsluiten van een nieuwe lijfrentevoorziening ten behoeve van de onderhoudsgerechtigde

 

Het overdragen van een bestaande lijfrentevoorziening aan de onderhoudsgerechtigde

In deze situatie wordt een reeds bestaande lijfrentevoorziening gebruikt voor de afkoop van alimentatie. De voorziening moet in afwijking van reguliere lijfrenteverzekeringen[2] omgezet worden naar een lijfrente die ingaat direct na de scheiding en uiterlijk eindigt bij overlijden van de gewezen echtgenoot.[3] Een tijdelijke looptijd, die past bij de wensen van de gewezen echtgenoot, is toegestaan. De termijnen uit de lijfrente zijn belast bij de ontvanger.[4] De waarde van de lijfrente is niet aftrekbaar. In het verleden is immers aftrek genoten.[5] Indien de premies voor de bestaande lijfrentevoorziening slechts gedeeltelijk in aftrek zijn gebracht dient de waarde van de voorziening gesplitst te worden.

Voorbeeld

Henk heeft een lijfrentepolis die hij wil inzetten voor het afkopen van de partneralimentatie. De waarde van de lijfrente bedraagt € 100.000. Henk heeft in het verleden € 70.000 aan premies betaald. Van deze premies is € 45.000 afgetrokken.

De polis van Henk bestaat voor € 45.000 / € 70.000 * € 100.000 = € 64.286 uit lijfrente. Het resterende deel € 25.000 / € 70.000 * € 100.000 = € 35.714 wordt in dit kader gezien als een netto vermogensbestanddeel. Dit laatste bedrag mag Henk aftrekken in verband met de afkoop van de partneralimentatie in de vorm van een bestaande lijfrente.

 

Het afsluiten van een nieuwe lijfrentevoorziening ten behoeve van de onderhoudsgerechtigde

Voor de nieuw af te sluiten lijfrente gelden dezelfde eisen als hierboven beschreven. In deze situatie is de koopsom volledig aftrekbaar.[6] Als die nieuw af te sluiten lijfrente een korte looptijd heeft of als het gaat om een jonge alimentatiegerechtigde, bestaat de kans dat niet in alle gevallen wordt voldaan aan de onzekerheidseis (de 1% sterftekans). De staatsecretaris van Financiën vond het maatschappelijk ongewenst dat in dergelijke situaties geen recht zou bestaan op persoonsgebonden aftrek.[7] Hij heeft daarom goedgekeurd dat in die situaties de beoordeling van de kans op overlijden van de gerechtigde achterwege kan blijven. Hij stelt daarbij wel de voorwaarde dat belanghebbenden desgevraagd een verklaring kunnen overleggen waaruit blijkt dat de alimentatiegerechtigde ermee akkoord gaat dat sprake is van een lijfrente als bedoeld in artikel 6.5 van de Wet IB 2001.[8] Bij afkoop van alimentatie in de vorm van een lijfrente moest het tot voor kort altijd gaan om een verzekerde variant.[9] Sinds 1 juni 2019 is bij beleidsbesluit goedgekeurd dat een dergelijke voorziening ook bij een bancaire instelling ondergebracht mag worden. [10]

Het afkopen van partneralimentatie in de vorm van een lijfrente heeft verschillende voordelen.

  • Het ontvangen van een eenmalige afkoopsom verhoogt het verzamelinkomen in het jaar dat deze is ontvangen. Hierdoor wordt de hoogte van de toeslagen (sterk) verlaagd. Soms komen toeslagen zelfs volledig te vervallen. Door de afkoopsom om te zetten in een periodieke uitkering over meerdere jaren wordt dit probleem voorkomen.
  • Bij het ontvangen van een afkoopsom ineens gaan de gelden, na betaling van inkomstenbelasting en inkomensafhankelijke premie voor de zorgverzekeringswet behoren tot de grondslag sparen en beleggen. Als het vermogen hierdoor hoger wordt dan de vermogensgrens die geld voor sommige toeslagen kan het recht sommige toeslagen komen te vervallen.

Als scheidingsprofessional is het van belang om uit te zoeken of cliënten geholpen zijn met een alimentatielijfrente in plaats van een afkoopsom ineens. Dat is maatwerk.

Het is positief dat de fiscale wetgever ruimte biedt voor dergelijke voorzieningen. Hierdoor kan de scheidingsconsument beter geholpen worden. In de adviespraktijk is het echter haast onmogelijk om aanbieders te vinden van dergelijke producten.[11] Daarmee worden deze door de overheid geboden mogelijkheden defacto waardeloos.

De Scheidingsdeskundige roept potentiële aanbieders zoals banken en verzekeraars daarom op hun verantwoordelijkheid te nemen. De scheidingsconsument zou geholpen zijn bij adequate productoplossingen. Wie o wie?

 

Opleiding tot Financieel Echtscheidingsadviseur (RFEA) 
Wil je als professional jouw cliënten echt goed kunnen adviseren en begeleiden bij de afwikkeling van hun scheiding?
Dan is onze leergang Register Financieel Echtscheidingsadviseur (RFEA) de juiste opleiding voor jou.
Het afkopen van partneralimentatie is één van de vele belangrijke thema’s die uitgebreid aan bod zal komen.
Op 27 en 28 september starten wij weer met twee opleidingsgroepen.

Opleiding Financieel Echtscheidingsadviseur
 

[1] Art. 1:157 BW

[2] Art. 3.125 Wet IB 2001

[3] Art. 3.134 Wet IB 2001

[4] Art. 3.105 lid 2 Wet IB 2001

[5] Art. 6.4 lid 2 Wet IB 2001

[6] Art. 6.5 Wet IB 2001

[7] Art. 6.5 Wet IB 2001

[8] Besluit van 13 juni 2012, nr. BLKB2012/283M

[9] Art. 6.5 lid 1 Wet IB 2001

[10] Besluit van 16 mei 2019, nr. 2019-115021

[11] Deze problematiek speelt ook bij de pensioenverrekeningslijfrente


© Copyright - De Scheidingsdeskundige