Zorgverdeling van de kinderen en Corona

Geplaatst op 4 juni 2020

Door de coronacrisis kunnen zorgregelingen met betrekking tot de kinderen, onder druk komen te staan. Ouders hebben er geen zicht op met wie het kind bij de andere ouder in aanraking komt en of de maatregelen van de overheid bij de andere ouder worden nageleefd. Hierdoor kunnen zorgen ontstaan over de gezondheid van het kind of andere inwonende gezinsleden. Deze zorgen kunnen met zich meebrengen dat er bij één van de ouders behoefte bestaat om de zorgregeling (eenzijdig) aan te passen.  Dit heeft inmiddels geleid tot diverse juridische procedures tussen ex-partners. Als professional betrokken bij het scheidingsproces is het voor u van belang om inzicht te krijgen in de manier waarop de rechtbanken tegen dit soort zaken aankijken. In dit artikel gaan we in op drie recente uitspraken waarbij de afgesproken zorgregeling vanwege de coronacrisis niet meer werd nageleefd. In het verlengde van deze uitspraken staan we stil bij het belang voor de praktijk.

In de eerste uitspraak in kort geding[1] was de coronacrisis voor de vader aanleiding om zijn dochter niet meer naar haar moeder te laten gaan. Hiermee kwam hij de tussen hem en zijn ex-partner geldende zorgverdeling niet na. De huidige partner van de man en haar dochter hebben een zwakke gezondheid en zijn daarmee vatbaarder voor het coronavirus. Hij vindt daarom dat er in de periode dat de huidige overheidsmaatregelen van kracht zijn er geen wisselingen van gezin kunnen plaatsvinden. De moeder vindt dat de zorgregeling gewoon door kan gaan zolang er in beide gezinnen geen ziekteverschijnselen zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat de huidige overheidsmaatregelen in principe aan de uitvoering van de zorgregeling niet in de weg staan. Of een ouder het verantwoord vindt om het kind weer in huis te nemen na een verblijf bij de andere ouder is ter beoordeling en de verantwoordelijkheid van die ouder. De zorgregeling dient weer te worden hervat.

In een andere situatie[2] hebben vader en moeder na de scheiding de volgende zorgregeling afgesproken:

  • Drie van de vier weekenden van vrijdag na school tot zondagavond bij vader;
  • Eenmaal in de vier weken op woensdagmiddag bij vader;
  • De helft van de vakanties en feestdagen.

In verband met de sluiting van de scholen door het coronavirus stelt de vader dat deze periode dient te worden opgevat als een vakantieperiode. Hij vindt dan ook dat de zorg in die periode bij helfte dient te worden gedeeld. De rechtbank merkt het sluiten van de scholen niet aan als een vakantie. Het onderwijs vindt nog steeds op aangepaste wijze doorgang. De afgesproken zorgregeling dient te worden gevolgd.

In weer een andere situatie[3] hebben vader en moeder na de scheiding afgesproken hun kinderen in co-ouderschap op te voeden. Volgens de zorgregeling verblijven de kinderen de ene week bij moeder en de andere week bij vader. Vader is hartpatiënt en hij heeft astma. Hij loopt daarmee gezondheidsrisico’s door het coronavirus. Hij kiest er daarom voor in thuisquarantaine te blijven om een besmetting te voorkomen. Vader houdt de kinderen, tegen de afspraken in het ouderschapsplan in, bij zich tot het besmettingsrisico afneemt.  Hij vindt dat er een belangrijke reden is om de zorgregeling (tijdelijk) stop te zetten. De rechter gaat hier niet in mee. Het belang van de kinderen staat voorop. Dat de vader vanwege zijn gezondheid een besmetting wil voorkomen is geen reden om ook de kinderen bij de vader in thuisquarantaine te plaatsen. De rechter acht het niet in het belang van de kinderen dat zij hun moeder voor langere tijd niet zouden kunnen zien.

 

Belang voor de praktijk

De uitspraken omtrent de coronacrisis en de vastgestelde zorgregeling hebben allemaal hetzelfde uitgangspunt: de zorgregeling moet in beginsel worden nageleefd. Dit kan alleen anders zijn als er sprake is van feiten of omstandigheden die maken dat deze zorgregeling niet (langer) in het belang van het kind of de kinderen is. Hiervan is niet snel sprake. De rechters achten het allen in het belang van het kind of de kinderen dat ze hun beide ouders regelmatig kunnen zien en wat dat betreft rust en structuur hebben. Ze hechten er daarom aan dat de afspraken voor de kinderen in deze bijzondere periode zoveel als mogelijk worden gerespecteerd. De coronamaatregelen geven niet snel aanleiding om de afspraken (tijdelijk) te herzien. Overigens kan de coronacrisis juist een reden zijn voor de hoofdverzorgende ouder om de afspraken te wíllen herzien. Door het geven van thuisonderwijs krijgt deze ouder een hogere zorgbelasting. Bovendien kan de balans tussen werken en zorgen voor deze ouder onder druk komen te staan. Het lijkt daarom niet onredelijk als deze ouder een beroep wenst te doen op de andere ouder om zorgtaken over te nemen of uit te breiden. Hiervan zijn echter nog geen uitspraken verschenen. Het is niet duidelijk hoe de rechter in die situatie het belang van het kind of de kinderen afweegt.

Het verdient ten allen tijde de voorkeur dat voormalige partners te in gesprek blijven over de zorgregeling en een juridische procedure wordt voorkomen. In onderling overleg kunnen afwijkende afspraken worden gemaakt over de zorgverdeling. In de praktijk is het raadzaam deze tijdelijke afwijkende afspraken schriftelijk vast te leggen. Wees daarbij zo concreet mogelijk: wanneer gaan de gewijzigde afspraken in, wanneer eindigen de tijdelijke afspraken, zijn de tijdelijke afspraken nog invloed op de vastgestelde onderhoudsbijdrage voor de kinderen etc.

Het belang van het maken van afwijkende afspraken lijkt wellicht af te nemen nu de overheidsmaatregelen stapsgewijs worden versoepeld en het onderwijs voor kinderen (deels) wordt hervat. Bij sommige ouders is echter de angst voor het virus door het versoepelen van de overheidsmaatregelen juist wel groter geworden. Kinderen worden mogelijk nog thuisgehouden in afwachting van het effect van de heropening van de scholen op het virusverloop. Bovendien sluiten deskundigen een tweede uitbraak van het virus in het najaar niet uit, waardoor zorgregelingen opnieuw onder druk kunnen komen te staan. Bovenstaande uitspraken zullen om die redenen naar onze verwachting voorlopig nog hun belang behouden. 

 

[1] Rechtbank Midden-Nederland 6 april 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:1612

[2] Rechtbank Den Haag 29 april 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3876

[3] Rechtbank Den Haag 6 mei 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4081


© Copyright - De Scheidingsdeskundige