Vergoedingsrechten, beleggingsleer, teleurstelling bij scheiding ligt op de loer!
Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 15 december 2020 een interessante uitspraak gedaan over vergoedingsrechten en het toepassen van de beleggingsleer.[1] Hieruit blijkt opnieuw hoe belangrijk het is dat de financieel adviseur vergoedingsrechten op de agenda van zijn klanten zet. De Scheidingsdeskundige heeft de essentie van de uitspraak voor jou samengevat in dit artikel.
Inleiding
Tijdens relaties mengen cliënten geld. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij de aankoop van een woning, een verbouwing of bij de aflossing van een geldlening. Door het mengen van geld kan een vergoedingsrecht ontstaan. Als er een vergoedingsrecht is ontstaan na 1 januari 2012 dient deze bij een scheiding op basis van de beleggingsleer berekend te worden.[2] Het toepassen van de beleggingsleer kan tot onvoorziene situaties leiden. Zeker als het vergoedingsrecht ontstaat door een tussentijdse aflossing op de hypothecaire geldlening. Aan de hand van een recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 15 december 2020[3] wordt dit toegelicht. Geconcludeerd zal worden dat de wijze waarop dergelijke vergoedingsrechten worden berekend zeer grote financiële impact kan hebben. Als financieel adviseur is het van belang dat je jouw cliënten kunt wijzen op de aandachtspunten bij vergoedingsrechten. Hierdoor kunnen eventuele toekomstige teleurstellingen worden voorkomen.
Situatie
Man en vrouw zijn in 2014 gehuwd in gemeenschap van goederen. In datzelfde jaar krijgt de man een schenking van € 75.000 euro van zijn ouders. De ouders van de man hebben hem dit bedrag onder uitsluiting geschonken voor aflossing van de hypotheekschuld van een appartement. De man stelt dat er sprake is van een vergoedingsrecht en dat de beleggingsleer van toepassing is.[4] Voor het vaststellen van de wijze waarop het vergoedingsrecht berekend dient te worden verwijst de man naar Kamerstukken[5]. Op basis hiervan stelt de man dat het niet uitmaakt wat de waarde is van het appartement op het moment dat de aflossing werd gedaan. Het vergoedingsrecht dient volgens hem berekend te worden op grond van de oorspronkelijke aanschafwaarde van het appartement.
De vrouw is van mening dat de man slechts recht heeft op een nominale vergoeding van het bedrag van € 75.000.
Oordeel en overwegingen Gerechtshof Amsterdam
Op grond van artikel 1:87 BW, dat in werking is getreden per 1 januari 2012, heeft de echtgenoot die uit privévermogen de aanschaf van een gemeenschappelijk goed (deels) heeft gefinancierd, recht op vergoeding van de inleg en deelt naar rato van de inleg mee in de waardestijging van het gemeenschappelijke goed (de beleggingsleer). Hoewel in artikel 1:87 lid 2 sub b BW staat dat bij de aflossing van een lening een vergoedingsrecht ontstaat dat afhankelijk is van de waarde van het goed ten tijde van de aflossing, blijkt uit de wetsgeschiedenis dat men bij de aflossing van een lening die is aangegaan ter verwerving van een goed uit moet gaan van de toepasselijkheid van artikel 1:87 lid 2 sub a BW. De waarde op het moment van aflossing speelt dus geen rol.
Belang voor de praktijk van de financieel adviseur
Regelmatig twisten partijen bij een scheiding over vergoedingsrechten. In het oog springt de stelling van het hof dat de beleggingsleer toegepast dient te worden op basis van de uitleg in de kamerstukken. Bij aflossingen wordt hierdoor uitgegaan van de waarde op het moment van de oorspronkelijke verwerving en niet de waarde op het moment van aflossen. Dat kan grote gevolgen hebben bij de afwikkeling van een scheiding. Aan de hand van een rekenvoorbeeld wordt dit geïllustreerd:
Man en vrouw (gehuwd in GvG) kopen een woning in 2005 voor € 200.000. Zij gaan een hypothecaire geldlening aan van € 200.000. In 2015 lost de vrouw € 100.000 af op de geldlening. Op dat moment is de waarde van de woning € 400.000. De man en de vrouw gaan in 2021 uit elkaar. De waarde van de woning bedraagt op dat moment € 600.000.
Hoe dient het vergoedingsrecht volgens het hof gewaardeerd te worden: De vrouw heeft recht op € 100.000/€ 200.000 * € 600.000 = € 300.000.
Wij kunnen het ons goed voorstellen dat deze uitkomst door één van beide partners als zeer onrechtvaardig ervaren kan worden. Als financieel adviseur is het van belang cliënten te informeren over de juridische kaders van de vergoedingsrechten. Hierdoor kunnen zij goed geïnformeerd en weloverwogen tot afspraken komen. Die afspraken dienen tijdens de relatie vastgelegd te worden. Hierdoor kan discussie en in het verlengde hiervan een juridische procedure worden voorkomen.
Bijeenkomst vergoedingsrechten
[1] ECLI:NL:GHAMS:2020:3557
[2] Art. 1:87 BW
[3] ECLI:NL:GHAMS:2020:3557
[4] Art. 1:87 BW
[5] Eerste Kamer 2008-2009, 28 867, nr c, pagina 18