Eigenwoningregeling bij scheiden: een praktische invulling van deze complexe regeling.

Geplaatst op 18 februari 2021

De Scheidingsdeskundige krijgt regelmatig vragen over de afwikkeling van de eigenwoning bij scheiding. Dat verbaast ons niet. De eigenwoningregeling in samenhang met scheiden is namelijk zeer complex. Dat blijkt ook uit het gegeven dat volgens de belastingdienst circa 50% van de belastingaangiften in het jaar van scheiden niet correct wordt ingevuld. Hierdoor kunnen mensen die met een scheiding worden geconfronteerd met grote fiscale tegenvallers worden geconfronteerd. Als professional, betrokken bij het scheidingsproces, is het van belang om de belangrijkste aandachtspunten op het netvlies te hebben. Hierdoor kunt u uw cliënten optimaal adviseren bij de afwikkeling van de woning bij een scheiding. Daarbij hoort ook een zorgvuldige vastlegging van afspraken in het convenant. In het verlengde daarvan dienen cliënten deze afspraken ook na te leven. Tot slot dient de belastingaangifte correct te worden ingevuld.

In dit artikel verduidelijken wij deze complexe materie aan de hand van een praktijkvoorbeeld. Eerst wordt ingegaan op de eigenwoningregeling in samenhang met scheiden. Vervolgens wordt stilgestaan bij eventueel aanwezige belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen en de persoonsgebonden aftrek is samenhang met de eigen woning. Er wordt afgesloten met een conclusie en praktische tips.

Praktijkvoorbeeld
In het voorbeeld wordt uitgegaan van een gehuwd[1] stel; Maarten en Vera. Zij zijn beiden voor de helft eigenaar van de woning. In gezamenlijk overleg hebben zij besloten hun huwelijk te beëindigen. Maarten is eind 2020 uit de woning vertrokken en heeft een huurwoning betrokken. Hij heeft zich laten inschrijven op dat adres in de Basisregistratie Personen (BRP). Voor Vera is het, gezien haar inkomen in samenhang met de financieringsbehoefte, niet mogelijk om de woning in zijn geheel te verwerven. Samen komen zij, mede in het belang van hun kinderen overeen dat Vera met de kinderen nog drie jaren in de woning kan blijven wonen. Omdat Maarten en Vera ongeveer evenveel verdienen komen zij in het echtscheidingsconvenant overeen dat Vera de lasten van de gezamenlijke (onverdeelde) woning blijft dragen. Maarten betaalt de volledige lasten van de nieuwe huurwoning. Over en weer is er, gezien het gelijkwaardige inkomen, geen partneralimentatie verschuldigd. Het verzoekschrift tot scheiding is nog in 2020 ingediend bij de rechtbank. Hierdoor is het fiscaal partnerschap verbroken.[2]

Eigenwoningregeling
Zowel Maarten als Vera dienen 50% van het eigenwoningforfait op te geven in hun aangifte[3]. Vera op basis van de hoofdregel[4]. De woning blijft haar hoofdverblijf. Maarten op basis van de zogenaamde scheidingsregeling[5]. Belastingplichtigen kunnen de belastbare inkomsten uit eigen woning (eigenwoningforfait – hypotheekrente) in aftrek brengen voorzover dit op hen drukt[6]. Dat betekent dat in deze situatie uitsluitend Vera hypotheekrente[7] kan aftrekken voorzover dit ziet op haar deel van de eigen woning (50%). Maarten kan ondanks dat hij in fiscale zin nog een eigenwoning en eigenwoningschuld heeft toch geen rente aftrekken. Door de gemaakte afspraak drukt de rente niet op hem. Zij zijn namelijk overeengekomen dat de hypotheekrente uitsluitend voor rekening van Vera komt. Dat betekent dat stellen die hun relatie verbreken en duurzaam gescheiden gaan leven vrij snel tegen fiscale problemen kunnen aanlopen. Deze problemen manifesteren zich echter pas jaren nadat de afspraken zijn gemaakt. De voorlopige teruggaven worden meestal gecontinueerd en door de belastingdienst ook voorlopig gehonoreerd. Op het moment dat de belastingdienst gaat controleren, wordt zichtbaar dat iemand mogelijk ten onrechte aftrek heeft genoten. Een naheffing over mogelijk meerdere jaren kan dan volgen. Dit is een groot probleem voor scheidende stellen die het toch vaak financieel al zwaar hebben.

Cijfermatige onderbouwing
Maarten en Vera hebben een aflossingsvrije hypothecaire geldlening van € 600.000. Zij hebben 10 jaar geleden de rente voor 20 jaar vast gezet tegen een rentepercentage van 5,6%. Zoals eerder aangegeven draagt Vera de volledige lasten van de woning. De WOZ-waarde van de woning is € 700.000.

In de aangifte van 2021 en 2022 geeft Vera het volgende aan:

50% eigenwoningforfait, ofwel 0,5% van € 700.000 * 50%              = € 1.750

100% hypotheekrente, ofwel 5,6% van € 600.000                             = € 33.600

In 2024 controleert de belastingdienst de aangiften inkomstenbelasting van Vera. De inspecteur corrigeert de aangifte. Vera heeft slechts recht op de helft van de hypotheekrente aftrek. Zij heeft derhalve 2 x € 16.800 teveel in mindering gebracht op het inkomen in box 1. Op basis van een aftrekpercentage van 43%[8] bedraagt de teveel ontvangen belastingteruggave ruim € 14.000. Dit bedrag dient zij terug te betalen. Voor de volledigheid, Maarten kan de rente van 2 x € 16.800 ook niet aftrekken, omdat deze niet op hem drukt.

Fiscaal partnerschap en drukkende lasten
Fiscaal partners kunnen jaarlijks bepalen wie de inkomsten eigen woning aangeeft en ook kiezen in welke verhouding. Hierdoor kan men de aangifte inkomstenbelasting optimaliseren.[9] Hierbij is het niet van belang hoe de fiscale partners onderling hun financiële situatie hebben geregeld.[10] Dat geeft partners binnen de relatie de vrijheid om hun financiën naar eigen inzicht in te richten. Het maakt tijdens het fiscaal partnerschap dus niet uit wie welk deel van de lasten betaalt (drukkencriterium). Door de scheiding wordt het fiscaal partnerschap in de loop van het kalenderjaar echter verbroken.[11] Voor het jaar waarin het fiscaal partnerschap is geëindigd, en men gedurende een gedeelte van het kalenderjaar fiscaal partner was, hebben partners de keuzemogelijkheid om het gehele kalenderjaar als fiscaal partner te worden aangemerkt.[12] Hier rijst de vraag of belastingplichtigen die slechts een deel van het jaar fiscaal partner zijn maar opteren voor het voljaarspartnerschap gebruik kunnen maken van de eerder genoemde versoepeling inzake het drukkencriterium. Als dat zo is, zijn stellen voor het eerste jaar wellicht uit de eerder genoemde fiscale problemen. In de literatuur wordt hier verschillend over gedacht. Enerzijds wordt gesteld dat indien belastingplichtigen kiezen voor het voljaarspartnerschap de inkomsten uit eigen woning vrij kunnen worden toegerekend ongeacht op wie de rente drukt.[13] Anderzijds wordt er bij deze stelling door anderen kanttekeningen geplaatst en zou het drukkencriterium wel van belang zijn.[14] Over de uitleg wanneer er sprake is van drukkende kosten en lasten bestaat eveneens onduidelijkheid. Hierbij wordt ook kritiek geleverd op de uitleg van de rechterlijke macht.[15]

Belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen en de persoonsgebondenaftrek
Dit onderdeel bestaat uit reguliere partneralimentatie en eventueel verstrekken van woongenot.

Reguliere partneralimentatie
Vera betaalt in het voorbeeld de volledige hypotheekrente. In verband met de eigendomsverhouding kan zij slechts de helft als hypotheekrente aftrekken. Doordat Vera de rente voor het deel van Maarten (50% ) betaalt rijst in de praktijk regelmatig de vraag of zij deze betaling kan aanmerken als persoonsgebonden aftrek (partneralimentatie).

Er is sprake van partneralimentatie als dit rechtstreeks voortvloeit uit het familierecht. Hierbij dient gekeken te worden naar behoefte en draagkracht. Vastlegging van onderhoudsvoorzieningen is in theorie geen absoluut vereiste.[16] In de praktijk valt of staat het aannemelijk maken van de onderhoudsverplichting echter wel met deze vastlegging. Deze bewijslast is zeer belangrijk. In diverse rechtszaken heeft de rechter de verzochte aftrek in verband met de betaalde hypotheekrente voor het deel van de partner niet gehonoreerd omdat er niets was vastgelegd.[17] Volgens de recent aangepaste tekst op de website van de belastingdienst moet “er een onderhoudsverplichting zijn die volgt uit een echtscheidingsconvenant of een rechterlijke uitspraak.”

In de casus in dit artikel is er in verband met de gelijke inkomens geen verplichting tot het betalen van partneralimentatie. Dat is ook uitdrukkelijk overeengekomen. Aftrekken van een deel van de hypotheekrente als partneralimentatie is derhalve niet mogelijk.

In de praktijk ziet de belastingdienst regelmatig situaties waarbij er ten aanzien van de partneralimentatie een nihilbeding is overeengekomen en toch een deel van de hypotheekrente als partneralimentatie wordt afgetrokken. Dit is naar onze overtuiging een fout die voorkomen had kunnen worden.

Woongenot
Naast reguliere partneralimentatie kan er sprake zijn van partneralimentatie in de vorm van het verstrekken van woongenot. In het recente verleden stelde de belastingdienst dat bij situaties waarbij de woning onverdeeld bleef de vertrekkende partner (in casu Maarten) een bedrag gelijk aan zijn deel van het eigenwoningforfait als betaalde partneralimentatie (i.v.m. verstrekken woongenot) als persoonsgebonden aftrek in mindering te brengen op het belastbare inkomen (box 1, 3,2).[18] Diegene die in de onverdeelde woning bleef wonen (in casus Vera) diende dit bedrag vervolgens als belastbare periodieke uitkering en verstrekking (ontvangen partneralimentatie) aan te geven.[19] Hierbij werd niet onderzocht of er daadwerkelijk sprake was van een onderhoudsverplichting. De belastingdienst nam dat vreemd genoeg als een vaststaand gegeven aan. Recent heeft de belastingdienst dit beleid genuanceerd. Op de website van de belastingdienst staat nu het volgende: “deze alimentatieplicht kan bijvoorbeeld blijken uit een rechterlijke uitspraak, convenant of andere (schriftelijke) overeenkomst.[20] In veel gevallen is daar geen sprake van. Deze uitleg van de belastingdienst zal er toe leiden dat bij veel aangiftes deze aftrek en bijtelling buiten beschouwing gelaten kan worden.

Wel partneralimentatie?
Stel dat Maarten en Vera wel aannemelijk kunnen maken dat Vera 50% van de hypotheekrente van Maarten ten titel van partneralimentatie betaalt. De betalingen kunnen dan als volgt worden opgevoerd in de inkomstenbelastingaangifte:

                                                                               Vera                                 Maarten

Hypotheekrenteaftrek                                  € 16.800 -/-                        € 16.800 -/-

Partneralimentatie                                        € 16.800 -/-                        € 16.800 +

Vera kan in totaal € 33.600 aftrekken bestaande uit € 16.800 hypotheekrente en € 16.800 betaalde partneralimentatie. Bij Maarten lijkt dit ook goed uit te pakken. Per saldo wordt zijn inkomen uit werk en woning door de aftrek en de gelijke bijtelling niet beïnvloed. Als Maarten een eigen inkomen heeft van € 30.000, dan is hij over de “ontvangen partneralimentatie” van € 16.800 inkomensafhankelijke premie voor de zorgverzekeringswet verschuldigd.[21] Deze premie bedraagt € 966 (5,75% van € 16.800).[22]
Stel dat Maarten een eigen inkomen heeft van € 70.000. In dat geval zou hij geen inkomensafhankelijke premie voor de zorgverzekeringswet hoeven te betalen omdat zijn inkomen hoger is dan de maximale ZVW grondslag.[23] Maarten wordt nu echter wel geconfronteerd met de zogenaamde tariefscorrectie.[24] De “ontvangen partneralimentatie” van € 16.800 wordt tegen het hoogste tarief van 49,5% belast. De hypotheekrente is beginsel aftrekbaar tegen 49,5%. Wel wordt hij geconfronteerd met een tariefscorrectie van 6,5% over € 16.800. Deze bedraagt € 1.092. Met dit bedrag wordt de door Maarten verschuldigde inkomstenbelasting in 2021 verhoogd. In 2022 zal dit een tariefscorrectie van 9,5% zijn over € 16.800 zijn, ofwel € 1.596. Zeker voor de Maarten kan dit een onaangename verrassing blijken; een op het oog fiscaal neutrale, juist uitgevoerde constructie, kan onder aan de streep toch nog een betaling van een paar honderd euro als gevolg hebben.

Voor samenwoners is er overigens geen verplichting tot het betalen van partneralimentatie. In onderling overleg kunnen voormalige samenwoners een onderhoudsvoorziening overeenkomen. In die situatie dient deze verplichting te berusten op een dringende morele verplichting. Ook dient de verplichting rechtens afdwingbaar zijn. Of hieraan wordt voldaan zal afhankelijk zijn van de feiten en omstandigheden. Uit praktische overweging heeft de Staatssecretaris van Financiën aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben als de Belastingdienst voor de beoordeling van de aanvaardbare hoogte van partneralimentatie voor de inkomstenbelasting en schenkbelasting aansluit bij de Tremanormen. Voor zover het tussen ex-samenwoners overeengekomen alimentatiebedrag deze normen niet overschrijdt, wordt de alimentatie geacht te strekken tot het voldoen van een natuurlijke verbintenis[25].

Conclusie en advies
Vanuit fiscaal perspectief is ons advies is dat in situaties waarbij de woning, na de ontbinding van de gemeenschap van goederen, onverdeeld blijft de beide deelgenoten de helft van de rente blijven betalen.[26] Uiteraard mits dit voor de beide ex-partners financieel haalbaar is. Maarten behoudt hierdoor gedurende twee jaren recht op renteaftrek. Omdat alleen Vera het woongenot van de woning heeft kan gesteld worden dat het redelijk is dat zij Maarten daarvoor een vergoeding betaalt. Ondanks deze vergoeding voor het gebruik van zijn deel van de woning blijft de eigenwoningrente drukken op Maarten. De woonvergoeding is geen (directe) vergoeding voor de betaalde rente, maar een vergoeding voor het gebruik van de woning.[27]

Mocht er bij cliënten een basis zijn om te komen tot een partneralimentatieregeling adviseren wij een opzichzelfstaande regeling overeen te komen. Deze regeling dient losgekoppeld te worden van de afspraken omtrent de onverdeelde woning. Hierdoor blijven de afspraken zowel civiel als fiscaal overzichtelijk.

Uit dit artikel blijkt het belang om bij elke scheiding waar een eigenwoning bij betrokken is aandacht te besteden aan het juist inrichten van afspraken. De afspraken dienen goed te worden vastgelegd in het convenant. Vervolgens dienen cliënten de gemaakte afspraken vanzelfsprekend ook zo uit te voeren. Tot slot dient de aangifte inkomstenbelasting correct ingevuld te worden. Hiervoor is specialistische kennis vereist. U kunt uzelf als financieel professional onderscheiden door uw cliënten te ontzorgen ten aanzien van dit complexe onderwerp.

 

Auteurs:              Drs. J. (Jacqueline) van de Vorm RFEA FFP
                             Drs. J.O. (Jasper) Horsthuis MFP

 

Opleiding tot Financieel Echtscheidingsadviseur (RFEA) 
Wil je als professional jouw cliënten echt goed kunnen adviseren en begeleiden bij de afwikkeling van hun scheiding?
Dan is onze leergang Register Financieel Echtscheidingsadviseur (RFEA) de juiste opleiding voor jou.
De eigenwoningregeling is één van de vele belangrijke thema’s die uitgebreid aan bod zal komen.
Op 25 en 26 maart starten wij weer met twee opleidingsgroepen.

Opleiding Financieel Echtscheidingsadviseur
 

[1] Als in dit artikel wordt gesproken van een gehuwde kan hier ook geregistreerd partner worden gelezen

[2] Art. 5a lid 4 AWR

[3] Art. 3.112 Wet IB 2001

[4] Art. 3.111 lid 1 Wet IB 2001

[5] Art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001

[6] Art. 3.110 Wet IB 2001

[7] Onder hypotheekrente wordt in het kader van dit artikel verstaan de belastbare inkomsten uit de eigenwoning

[8] Art. 2.10 lid 2 Wet IB 2001 (tarief in de hoogste schijf verminderd met de tariefscorrectie)

[9] Art. 2.17 lid 5 Wet IB 2001

[10] De Minister van Financiën, Besluit van 10 juni 2010, nr. DGB2010/921, onder nr. 7, Stcrt. 2010, 8462

[11] Art. 5a lid 4 AWR

[12] Art. 2.17 lid 7 Wet IB 2001

[13] van Mourik, M.J.J.R (2015). De eigen woning in de Wet IB 2001, 2e druk, Den Haag 2015, Sdu Uitgevers, blz. 421

[14] Roelvink-Verhoeff, A. (2012). Fiscaal partnerschap, de eigen woning en alimentatie in 2012, EB 2012/52, Kluwer

[15] Hoogeveen, M. J. (2015). Echtscheiding en renteaftrek voor de eigen woning, WPNR2015(7069), KNB, blz. 613-622

[16] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 2 april 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1176

[17] Gerechtshof ’s-Gravenhage 21 april 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BM1854 en Hof Amsterdam 24 september 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3716

[18] Art. 6.3 lid 2 Wet IB 2001

[19] Art. 3.101 lid 2 Wet IB 2001

[20] Ik blijf in ons koophuis wonen nadat we uit elkaar zijn – waarop moet ik letten? (belastingdienst.nl)

[21] Art. 43 ZVW

[22] Cijfers 2021

[23] Maximale grondslag in 2021 bedraagt € 58.311

[24] Art. 2.10 lid 2 Wet IB 2001

[25] Ministerie van Financiën 24 juni 2015, nr. BLKB 2014-1684

[26] Dat geldt ook voor samenwoners waarvan de woning na relatie beëindiging onverdeeld blijft.

[27] De Staatssecretaris van Financiën, Besluit van 24 november 2009, nr. CPP2009/2342M


© Copyright - De Scheidingsdeskundige