Update: Afkoop partneralimentatie, het luistert nauw!

Geplaatst op 10 november 2020

Vorig jaar 31 oktober 2019  publiceerde de Scheidingsdeskundige een artikel met de titel: “Afkoop partneralimentatie, het luistert nauw!”.  Met de jaarwisseling in het vizier krijgen wij weer veel vragen over afkoop van partneralimentatie die in verschillende hoedanigheden kan voorkomen. Er zijn veel complexe aandachtspunten waar scheidingsprofessionals rekening mee moeten houden. Een fout is snel gemaakt. Daarnaast wordt per 1 januari 2021 de tariefcorrectie verhoogt van 3,5% naar 6,5%. Hierdoor wordt de urgentie om dit jaar de partneralimentatieverplichting (fiscaal) af te kopen in sommige situaties nog groter. Genoeg reden om dit artikel nogmaals onder de aandacht te brengen. De inhoud is geactualiseerd.

 

Artikel: Afkoop partneralimentatie, het luistert nauw!

Na een echtscheiding[1] kan er bij één van de ex-echtgenoten behoefte bestaan aan een onderhoudsvoorziening. Het maken van afspraken hierover is in de praktijk vaak niet eenvoudig. Partneralimentatie is een van de meest conflictgevoelige onderwerpen bij een scheiding. Dat geldt niet alleen op het moment van scheiden zelf. Ook jaren na de scheiding kan het conflict over partneralimentatie weer oplaaien. Dit heeft niet zelden langdurige en kostbare procedures tot gevolg. Om toekomstige discussies over de hoogte en duur van partneralimentatie te voorkomen, kan een afkoop van een verplichting tot partneralimentatie uitkomst bieden. Hierdoor weten beide ex-partners waar ze aan toe zijn. Een afkoopsom van partneralimentatie kan tevens worden ingezet als instrument om woonwensen na de scheiding te realiseren. In dit artikel wordt specifiek stilgestaan bij het (bewust) vermengen van een afkoopsom van partneralimentatie met een vermogensverschuiving die samenhangt met de verdeling van de eigen woning. Met het einde van het jaar in zicht luistert de timing en het samenstel van handelingen in dat kader vrij nauw. Indien e.e.a. niet in juiste banen wordt geleid kunnen ongewenste en grote nadelige fiscale gevolgen zich manifesteren. Na een algemene toelichting op de civiele en fiscale aspecten van het afkopen van partneralimentatie, wordt in deze bijdrage hier nader op ingegaan.

 

Afkoop van partneralimentatie

Civiele aspecten afkoop

Het afkopen van partneralimentatie houdt in dat in ruil voor een geldbedrag of voor een hoger vermogen bij de vermogensverdeling, de alimentatiegerechtigde afziet van verdere bijdragen in zijn of haar levensonderhoud. Het afkopen van een verplichting tot partneralimentatie kan uitsluitend in onderling overleg overeen worden gekomen. Een rechter kan geen afkoopsom opleggen. Voor- en nadelen van een afkoop kunnen zijn[2]:

De mogelijke voordelen van het afkopen van alimentatie voor de alimentatieplichtige:

  • De alimentatieplichtige is in één keer van zijn of haar verplichting af.
  • Doordat de alimentatiegerechtigde de alimentatie ineens ontvangt en hierdoor extra zekerheid krijgt, gaat deze wellicht akkoord met een lagere afkoopsom dan de contante waarde van de toekomstige verplichting.
  • Eventuele wijzigingen van alimentatie in de toekomst (door wijziging van de omstandigheden) zijn uitgesloten. Een verzoek tot verhoging van de alimentatie is niet meer mogelijk.

Mogelijke nadelen van het afkopen van alimentatie voor de alimentatieplichtige:

  • Als de alimentatiegerechtigde kort na het huwelijk hertrouwt of gaat samenwonen of zou komen te overlijden, zou de alimentatieverplichting komen te vervallen. Door het afkopen van de alimentatie is hierdoor wellicht te veel betaald.
  • Bij overlijden van de alimentatieplichtige stopt de alimentatieverplichting. Door het afkopen van de alimentatieverplichting is de hoogte van de nalatenschap negatief beïnvloed.
  • Andere wijzigingen die leiden tot een lagere alimentatie spelen geen rol meer. Indien de alimentatiegerechtigde de loterij wint, een grote erfenis krijgt of een goed betaalde baan vindt zal dit geen gevolgen meer hebben. De verplichting is immers afgekocht.
  • Het risico van eventueel bijstandsverhaal vanuit de gemeente blijft bestaan.

Voor de alimentatiegerechtigde zijn de voor- en nadelen uiteraard het tegenovergestelde.

 

Uitruil

In de praktijk komt het regelmatig voor dat één van beide partners in de gezamenlijke woning wil blijven wonen. Vaak houdt deze wens mede verband met het welzijn van de kinderen. In de huidige woningmarkt is er in veel gevallen sprake van overwaarde op de woning. Bij verwerving van de woning door de alimentatiegerechtigde, wordt deze overbedeeld voor de helft van deze overwaarde. Als de alimentatiegerechtigde onvoldoende vermogen heeft of geen financiering kan verkrijgen, kan dat er toe leiden dat de woning verkocht moet worden.  Dit is vaak niet wenselijk. Er zijn op dit moment immers weinig beschikbare en betaalbare huurwoningen op de markt. Het kopen van een nieuwe woning blijkt in de praktijk vaak ook lastig door de krappe woningmarkt. Door een afkoopsom van partneralimentatie te ‘ruilen’ voor het aandeel in de overwaarde van de woning, kan de gewenste woonsituatie wellicht toch mogelijk worden gemaakt. Hiervoor is het uiteraard vereist dat er een alimentatieplicht bestaat ten behoeve van degene die de woning wenst over te nemen. Bovendien moet de alimentatiegerechtigde over voldoende inkomsten beschikken om de reeds aangegane hypotheekschuld voort te zetten.[3]

 

Voorbeeld

Femke en Robin zijn in 2010 gehuwd zonder dat zijn huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld. In 2019 gaan ze in goed overleg uit elkaar. Ze zijn het erover eens dat Femke in hun huidige woning moet kunnen blijven wonen met hun gezamenlijke kinderen. De woning hebben zij op het dieptepunt van de crisis in 2012 gekocht voor € 225.000. De aankoop werd volledig gefinancierd middels een hypothecaire geldlening (aflossingsvrij). Inmiddels is de woning volgens een taxatierapport € 325.000 waard. Er zijn geen andere vermogensbestanddelen. Indien Femke de woning en de draagplicht van de schuld krijgt toebedeeld, zal zij worden overbedeeld met € 50.000. Hierdoor dient zij nog € 50.000 aan Robin te betalen. Femke heeft geen vermogen en kan geen financiering krijgen voor de uitkoop. Robin is bereid af te zien van de overwaarde. Dat doet hij niet voor niets. Hierbij geldt wel de voorwaarde dat Femke nu en in de toekomst afziet van de verplichting tot partneralimentatie. Femke gaat akkoord met deze voorwaarde.

 

Fiscale aspecten

Bij verrekeningen van partneralimentatie met andere vermogensbestanddelen krijgt de scheidingsconsument te maken met specifieke scheidingsfiscaliteit die in de praktijk vaak wordt vergeten. Voor de ontvanger geldt dat een afkoopsom van partneralimentatie fiscaal wordt belast. Dat geldt ook voor alles dat in de plaats van deze afkoopsom komt. Dat kan bijvoorbeeld gaan over overwaarde in de woning.

De gemaakte afspraken leiden bij Femke tot de volgende vier financiële tegenvallers:

Inkomstenbelasting[4]

De belastbare periodieke uitkering en verstrekking verhoogt het belastbaar inkomen in box 1. Femke moet hierover inkomensbelasting betalen.

Algemene heffingskorting[5]

De algemene heffingskorting is afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen uit werk en woning. Haar algemene heffingskorting wordt daardoor aanzienlijk verlaagd.

Inkomensafhankelijke premie zorgverzekeringswet[6]

Over belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen dient inkomensafhankelijke premie zorgverzekeringswet betaald te worden. Dit gaat om 5,45% over een grondslag van maximaal
€ 57.232 (cijfers 2020).

Toeslagen

Door de verhoging van het inkomen uit werk en woning zal ook het verzamelinkomen toenemen. Hierdoor wordt haar recht op toeslagen aanzienlijk lager. Femke moet mogelijk (een groot deel van) haar toeslagen terugbetalen. Voorkomende toeslagen die zeer relevant zijn na een scheiding:

  • Kindgebonden budget
  • Kinderopvangtoeslag
  • Huurtoeslag
  • Zorgtoeslag

De betaalde afkoopsom is onder voorwaarden aftrekbaar. [7] Om alles fiscaal in de juiste banen te leiden zal de afkoopsom pas na het inschrijven van de echtscheiding aan de ex-echtgenoot betaald moeten worden. Gebeurt dit niet dan heeft dat tot gevolg dat de afkoopsom wél belast is bij de alimentatiegerechtigde, maar niet aftrekbaar is voor de alimentatieplichtige.

Met de juiste begeleiding en vastlegging kunnen in het jaar van ontbinding van het fiscaal partnerschap[8] de genoemde financiële tegenvallers van de afkoop voor wat betreft de inkomstenbelasting (deels) worden geneutraliseerd. In dat jaar kan worden geopteerd voor het voljaarspartnerschap. [9] De voormalige partners doen hierbij voor de vrije toerekening alsof ze nog het hele jaar elkaars fiscaal partner zijn. In dat geval wordt de persoonsgebonden aftrek van Robin in verband met de afkoop aan Femke toegerekend. Hierdoor kan de verrekening van de afkoopsom van partneralimentatie met de overbedelingsschuld in verband met de toedeling van de eigen woning, nagenoeg fiscaal neutraal plaatsvinden. Het gevolg is dat er geen (of een beperkt) effect is voor de inkomstenbelasting en voor het eventuele recht op toeslagen. Het resultaat is een netto afkoop. Wel dient 5,45%[10] inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet over de afkoopsom betaald te worden aan de Belastingdienst. Bij veel scheidingen kiezen partners ervoor om deze eventuele extra premie in verband met de verrekening bij helfte te dragen. Daarnaast moet er met ingang van 2020 rekening worden gehouden met een eventuele correctie van het tarief in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen als bedoeld in art. 2.10 lid 2 Wet IB 2001 in verband met de voornoemde persoonsgebonden aftrekpost. Dit geldt alleen indien en voor zover de persoonsgebonden aftrekpost wordt genoten tegen het hoogste tarief in de inkomstenbelasting.

Ook als de afspraken zorgvuldig zijn gemaakt en vastgelegd, zien we in de praktijk vaak dat het misgaat bij het indienen van de belastingaangifte in het jaar van scheiding. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de gemaakte afspraken omtrent het toerekenen van de afkoopsom. Vaak wordt de aangifte (automatisch) geoptimaliseerd. Ondanks dat dit voor de inkomstenbelasting wellicht een fiscaal gunstiger resultaat oplevert, kan dit grote gevolgen hebben voor de algemene heffingskorting en de toeslagen van de alimentatiegerechtigde. Hierdoor kunnen er grote financiële problemen ontstaan. De belastingaangifte in het jaar van scheiding vormt het sluitstuk van de gemaakte afspraken. Scheidingscliënten doen er verstandig aan hun belastingaangifte in het jaar van scheiding door een fiscaal specialist te laten verzorgen.

 

Fiscale knelpunten

In het voorgaande hebben we geconstateerd dat de alimentatiegerechtigde met fiscale en financiële nadelen wordt geconfronteerd door het ontvangen van een afkoopsom van partneralimentatie. Deze nadelen kunnen zoals eerder beschreven grotendeels worden weggenomen door in het jaar van ontbinding van het fiscaal partnerschap te opteren voor voljaarspartnerschap en de afkoopsom vrij toe te rekenen. Ingeval de overwaarde van de woning in de plaats komt van een afkoopsom van partneralimentatie zijn, naast het moment van ontbinding van het fiscaal partnerschap, nog twee momenten relevant:

  • Het inschrijvingsmoment van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand;
  • Het moment van levering van de woning aan degene die de woning overneemt.

Wanneer alle drie de momenten plaatsvinden in hetzelfde kalenderjaar staat aan de vrije toerekening van de afkoopsom niets in de weg. Indien een van deze momenten in een volgend kalenderjaar is gelegen, kunnen er fiscale knelpunten ontstaan. Wanneer deze niet of niet tijdig worden gesignaleerd kan er mogelijk niet meer vrij worden toegerekend. Dit kan tot grote fiscale schade leiden.

 

Voorbeeld (vervolg)

Het fiscaal partnerschap van Femke en Robin wordt op 1 september 2020 ontbonden als het verzoekschrift tot echtscheiding door de advocaat wordt ingediend. Robin heeft zich eerder dat jaar op een ander adres ingeschreven. Op 1 december wordt de echtscheiding van Femke en Robin ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Robin en Femke beogen een netto transactie inzake de afkoop van de partneralimentatie. Derhalve kiezen zij ervoor de persoonsgebonden aftrek van Robin die samenhangt met de afkoop partneralimentatie in het jaar van ontbinden van het fiscaal partnerschap aan Femke toe te rekenen. Deze afspraak is opgenomen in het echtscheidingsconvenant. Tevens is opgenomen dat de afkoopsom tot partneralimentatie wordt betaald op het moment dat de woning aan Femke wordt geleverd.

Het ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid van Robin laat enige tijd op zich wachten. Op 1 februari 2021 wordt de woning aan Femke geleverd. Gevolg: de fiscale gevolgen van de afkoop manifesteren zich niet in het jaar dat het fiscaal partnerschap verbreekt (2020) maar in 2021. In 2021 zijn Femke en Robin geen fiscale partners meer, waardoor zij niet meer kunnen opteren voor het voljaarspartnerschap. Dit brengt de in de vorige paragraaf beschreven financiële tegenvallers met zich mee (heffing van inkomstenbelasting, algemene heffingskorting, premie Zvw en toeslagen). Dit zal er toe kunnen leiden dat Femke de woning alsnog moet verkopen om de belastingaanslag te kunnen voldoen.

Door een andere inrichting van de afspraken en een juiste vastlegging hiervan had de fiscale schade voorkomen kunnen worden. Om de fiscale gevolgen van de afkoop in het voorbeeld in 2020 te realiseren, had afgesproken moeten worden dat de afkoopsom direct na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking schuldig wordt gebleven aan de ex-partner totdat de woning juridisch is geleverd. Het is belangrijk om de voorwaarden van deze overeenkomst van geldlening schriftelijk vast te leggen. Alleen als de geldlening rentedragend is geworden, manifesteren zich de fiscale gevolgen van de afkoop in 2020.[11] De beoogde netto transactie van de afkoopsom zou dan in 2020 zijn bereikt.[12] 

Naast de eerder beschreven fiscale schade speelt er een extra urgentie om de fiscale gevolgen van de afkoop nog in 2020 te realiseren. Dit  hangt samen met de op 1 januari 2020 ingevoerde aftrekbeperking voor partneralimentatie. Sinds 2020 wordt het belastingtarief waartegen partneralimentatie in aftrek kan worden gebracht in de inkomstenbelasting geleidelijk afgebouwd. Dat belastingtarief was in 2020 nog 46%. In 2021 wordt dit verder teruggebracht naar 43%. De tariefcorrectie van de belastingheffing gaat daarmee van 3,5% naar 6,5%. Dit geldt alleen voor belastingplichtigen in de hoogste belastingschijf (vanaf een belastbaar inkomen van € 68.507). In geval van een afkoopsom van partneralimentatie zal men al snel in het hoogste tarief komen en met deze extra heffing worden geconfronteerd.

Als het fiscaal partnerschap in 2020 reeds is verbroken, maar de echtscheiding wordt volgend jaar pas ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, ontstaat er fiscaal ook een probleem. Omdat de afkoopsom alleen aan de gewezen echtgenoot kan worden gedaan, kan de afkoopsom pas ná de inschrijving in 2021 worden betaald. Dit brengt dezelfde financiële nadelen met zich zoals hiervoor beschreven. In deze situatie kan het knelpunt kan alleen worden weggenomen door de verbreking van fiscaal partnerschap door te schuiven naar 2021. De mogelijke extra heffing van 6,5% in verband met de aftrekbeperking op grond van artikel 2.10 Wet IB 2001, kan dan echter niet worden voorkomen. Haast is derhalve geboden als men in 2020 nog een netto afkoop van partneralimentatie wil afspreken. Houd er rekening mee dat de doorlooptijd van het verzoek tot echtscheiding per rechtbank kan verschillen.

 

Vastlegging van de afspraken

De afkoop van partneralimentatie in ruil voor de overwaarde van de woning dient zorgvuldig te worden vastgelegd in het convenant. De fiscale afspraken die hiermee samenhangen dienen nauwkeurig te worden beschreven.

 

Tot slot

Adviseurs die betrokken zijn bij een scheiding kunnen een belangrijke rol vervullen bij het signaleren van mogelijke fiscale knelpunten bij het vermengen van een vermogensverdeling met een afkoopsom van partneralimentatie. Met een tijdige signalering van eventuele fiscale knelpunten én een zorgvuldige vastlegging van de afspraken, kan financiële en fiscale schade worden voorkomen. Met de aftrekbeperking van partneralimentatie in het vooruitzicht biedt een afkoopsom van partneralimentatie bovendien kansen in lopende scheidingszaken om een fiscaal optimale situatie voor cliënten te bereiken.

In onze modelconvenanten bieden wij standaard teksten ingeval cliënten een afkoopsom van partneralimentatie wensen af te spreken. De door ons ontwikkelde fiscale paragraaf sluit hierbij naadloos aan. Het vastleggen van de uitruil van partneralimentatie tegen vermogensbestanddelen vereist altijd maatwerk. De Scheidingsdeskundige staat u als sparringspartner graag bij.

 

Voor de professional
De Scheidingsdeskundige ondersteunt professionals die betrokken zijn bij het scheidingsproces.
Dat doen wij door middel van opleidingen en praktijkondersteuning.
Wij dragen daarmee bij aan de kwaliteit van scheidingsbegeleiding in Nederland.

Opleidingen        Praktijkondersteuning
 

[1] Geldt ook ontbindingen van geregistreerde partnerschappen. Art. 1:80b BW,

[2] Geen limitatieve opsomming

[3] Doorgaans zal een deel van de financiering na de scheiding in een andere vorm (ten minste annuïtair) worden voortgezet. Hierdoor zullen de maandlasten doorgaans toenemen.

[4] Art. 3.102 lid 1 Wet IB 2001

[5] Art. 8.10 Wet IB 2001

[6] Art. 43 lid 2 onder d ZVW

[7] Art. 3.102 Wet IB 2001

[8] Art. 5a lid 4 AWR

[9] Art. 2.17 lid 7 Wet IB 2001

[10] Tarief 2019

[11] Art. 6.40 lid 1d Wet IB 2001

[12] Behoudens de inkomensafhankelijke premie Zvw


© Copyright - De Scheidingsdeskundige