Scheiden en de eigenwoning, een fiscaal labyrint

Geplaatst op 9 maart 2021

Man en vrouw zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, waarin zij iedere gemeenschap van goederen hebben uitgesloten. Tot het vermogen van de vrouw behoort de echtelijke woning. Man en vrouw zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire geldlening. Zij gaan scheiden en de man heeft de woning op 1 juni 2013 verlaten. Op 13 augustus 2013 is het verzoek tot scheiding ingediend. Op 1 december 2013 heeft de man zich ingeschreven op een nieuw adres. Het fiscaal partnerschap is derhalve ontbonden op 1 december 2013.[1] Man en vrouw hebben niet gekozen voor het voljaarspartnerschap zoals bedoeld in art. 2.17 lid 7 Wet IB 2001. Zij hebben afgesproken dat de man de volledige hypotheekrente betaalt. In het convenant is de alimentatie op nihil gesteld.

Standpunt man:

De man trekt over 2013 de volledige hypotheekrente af. Voor zover deze hypotheekrente niet aftrekbaar is op grond van de scheidingsregeling[2], is deze volgens hem aftrekbaar als onderhoudsverplichting[3].

Standpunt belastingdienst:

Hypotheekrente:

  • 50% van de hypotheekrente kan worden afgetrokken tot 1 juni 2013 op grond van art. 3.111 lid 1 Wet IB 2001 (woning was hoofdverblijf).
  • 50% van de hypotheekrente kan worden afgetrokken tot 1 december 2013 op grond van art. 3.111 lid 4 (scheidingsregeling).
  • Na het ontbinden van het fiscaal partnerschap kan de man geen hypotheekrente meer aftrekken. Het fiscaal partnerschap is geëindigd en de woning behoort uitsluitend tot het vermogen van de vrouw.

Onderhoudsverplichting

  • De hypotheekrente kan niet worden afgetrokken als onderhoudsverplichting. Er is geen overeenkomst of een rechtelijke beschikking die ten grondslag ligt aan deze onderhoudsverplichting.

Oordeel Gerechtshof Den Bosch

Hypotheekrente:

Het Hof stelt dat (mede-)eigendom voor het toepassen van de scheidingsregeling geen absoluut vereiste is. Er wordt in de scheidingsregeling van art. 3.111 lid 4 immers niet aangegeven dat de overige voorwaarden van de eigenwoningregeling zoals eigendom van toepassing moeten zijn. Deze visie zou volgens het hof ook steun vinden in de parlementaire geschiedenis.[4] Het hof kent aftrek van 50% van de hypotheekrente over geheel 2013 toe.

Onderhoudsverplichting

Het hof acht het aannemelijk dat de hypotheekrente als onderhoudsverplichting werd voldaan. Hiertoe heeft de man een alimentatieberekening overlegd waaruit bleek dat er geen ruimte was voor partneralimentatie omdat de man de volledige hypotheekrente voor zijn rekening nam. Er was daarnaast een groot inkomensverschil. Het hof wijst erop dat partijen het hele jaar nog gehuwd waren en dat tijdens het huwelijk een ‘rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting’ bestaat om elkaar het nodige te verschaffen.[5] De man mag vanaf het moment van duurzaam gescheiden leven de helft van  de hypotheekrente aftrekken als onderhoudsverplichting.

Conclusie en belang voor de praktijk

Naar onze mening is dit op diverse onderdelen een bijzondere uitspraak.

Het hof stelt dat eigendom van de woning niet noodzakelijk is voor toepassing van de scheidingsregeling. Dat staat haaks op één van de basisvoorwaarden van de eigenwoningregeling.[6] Ook stelt het hof dat de het aandeel in de eigenwoningschuld van de man 50% bedraagt. Hiermee wordt afgeweken van de standaard fiscale zienswijze dat de schuld het bezit volgt.

Het hof kent de onderhoudsverplichting toe, zonder dat daar een overeenkomst of rechtelijke beschikking aan ten grondslag ligt. Dat heeft grote gevolgen voor de partner die deze vermeende onderhoudsverplichting ontvangt. Die partner kan hiervoor, zonder dat deze een overeenkomst heeft gesloten inzake partneralimentatie, toch geconfronteerd worden met een aanslag.[7] Dit leidt tot rechtsonzekerheid.

De scheidingsadviespraktijk en betrokken cliënten zijn erbij gebaat dat er duidelijke regels zijn wanneer er wel en wanneer er geen sprake is van fiscaal aftrekbare partneralimentatie. Dan komen mensen niet voor fiscale verrassingen te staan. Deze uitspraak draagt daar niet aan bij.

Wij hopen dat de belastingdienst in cassatie gaat bij de Hoge Raad. Hierdoor kan op het hoogste niveau duidelijkheid gekregen worden over deze (te) complexe regeling. Wij houden je op de hoogte.

 

Auteur: Drs. J.O. Horsthuis MFP (Jasper), eigenaar van de Scheidingsdeskundige

Connectie maken of volgen via linkedIn?

 

Opleiding tot Financieel Echtscheidingsadviseur (RFEA)

Wil je jouw kennis ten aanzien van belangrijke deelgebieden van het scheidingsproces (juridisch, financieel en fiscaal) naar een hoger niveau brengen? Wil je zelfstandig jouw cliënten kunnen informeren of adviseren over veel voorkomende knelpunten?

Neem dan deel aan de leergang Register Financieel Echtscheidingsadviseur (RFEA) en wordt in toenemende mate gesprekspartner voor jouw cliënten en andere scheidingsprofessionals.

 

 

 

[1] Art. 5a lid 4 AWR

[2] Art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001

[3] Art. 6.3 Wet IB 2001

[4] Kamerstukken II 1999/2000, 26 727, nr. 79, p. 7 (Derde NvW). Kamerstukken II 2010/11, 32 505, nr. 17, p. 2 (Vierde NvW). Kamerstukken I 2010/11, 32 504, 32 505 en 32 401, nr. D, p. 34 (MvA).

[5] Art. 1:81 BW

[6] Art. 3.111 lid 1

[7] Mogelijk kan zij nu wel de helft van de hypotheekrente aftrekken omdat deze betalingen ten laste van haar onderhoudsverplichting komen.


© Copyright - De Scheidingsdeskundige