Kleine pensioenen, wel of niet verevenen?

Geplaatst op 26 juli 2022

Op grond van de Wet Verevening Pensioenen bij Scheiding (WVPS) hoeven “kleine” pensioenen niet verevend te worden. Maar stel dat iemand zes van deze “kleine” pensioenen heeft, is het dan toch niet redelijk om te verevenen? Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden doet uitspraak. 

Inleiding
Man en vrouw gaan scheiden. Zij hebben in hun huwelijkse voorwaarden de volgende afspraak gemaakt: “Bij echtscheiding en scheiding van tafel en bed worden de door de echtgenoten opgebouwde pensioenaanspraken verevend conform het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Bij die verevening zullen de voor het huwelijk opgebouwde pensioenrechten niet worden betrokken.”

Bij de scheiding hebben ze in het convenant het volgende opgenomen: “Partijen zullen de door de vrouw ten tijde van het huwelijk opgebouwde pensioenrechten verevenen conform de wettelijke standaardregeling”.

De vrouw heeft tijdens het huwelijk zes pensioenaanspraken opgebouwd. Bij de uitvoering van de afspraken uit het echtscheidingsconvenant is gebleken dat het gaat om zogeheten kleine pensioenen die niet hoeven te worden verevend (artikel 3 lid 3 WVPS). Kennelijk waren cliënten hier niet goed over geïnformeerd. Bij elk van deze pensioenen gaat het deel van het pensioen waarop recht op uitbetaling ontstaat het bedrag dat in artikel 66 lid 1 Pensioenwet is genoemd niet te boven. Dat bedrag was in 2018 op het moment van scheiden € 474,11 per pensioenregeling.

Volgens de man dient de vrouw hem de helft van het pensioen te betalen. De som van de zes pensioenregelingen bedraagt € 2.942 per jaar. De man heeft recht op € 1.471. De man heeft voorgesteld de pensioenen in een afwijkende verhouding te verevenen waardoor het te verevenen pensioendeel boven het grensbedrag van de kleine pensioenen komt. De vrouw heeft dit verzoek afgewezen.

De man legt de zaak voor aan de Rechtbank die de vrouw in het gelijk stelt. De man gaat in beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het Hof beantwoordt onder andere de volgende twee vragen:

  • Hoe moet de passage in het echtscheidingsconvenant: “Partijen zullen de door de vrouw ten tijde van het huwelijk opgebouwde pensioenrechten verevenen conform de wettelijke standaardregeling (…)” worden uitgelegd?
  • Vloeit uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voort dat de man en de vrouw ook de kleine pensioenen moeten verevenen, verrekenen of verdelen (artikel 6:248 lid 1 BW)? Is wat partijen hebben afgesproken niet van toepassing omdat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW) ?

Beantwoording Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

De standpunten van de man en de vrouw worden bepaald door de betekenis die zij geven aan de passage “verevenen conform de wettelijke standaardregeling” uit het echtscheidingsconvenant. Het Hof moet bepalen wat de betekenis van die passage is en of de uitleg die de man daaraan geeft moet worden gevolgd. Daarbij geldt de Haviltexmaatstaf: wat de betekenis van de overeenkomst is, is niet alleen afhankelijk van wat er staat, maar ook van wat partijen daaruit redelijkerwijs mochten afleiden.

De tekst van de overeenkomst ondersteunt de uitleg van de man niet, wel die van de vrouw. De wettelijke regeling waarnaar de man en de vrouw uitdrukkelijk verwijzen is die van de WVPS. Onderdeel van die wettelijke regeling is dat kleine pensioenen niet worden verevend (artikel 3 lid 3 WVPS) .

Dan rest de vraag of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat de man en de vrouw ook de kleine pensioenen van de vrouw moeten verevenen, verrekenen of verdelen op grond van de redelijkheid en billijkheid. De man bepleit dat de eisen van de redelijkheid en billijkheid in dit geval meebrengen dat die kleine pensioenen toch moeten worden verevend, verrekend of verdeeld. Hij voert daarvoor twee argumenten aan: (1) ‘vele kleintjes maken één grote’ en (2) de vrouw wist bij het aangaan van het echtscheidingsconvenant niet dat kleine pensioenen niet hoefden te worden verevend en heeft dat pas achteraf bedacht en zich achter de wet verscholen.

De twee argumenten van de man zijn volgens het Hof onvoldoende om te oordelen dat de eisen van de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat weliswaar niet volgens de WVPS hoeft te worden verevend, noch dat de pensioenaanspraken van de vrouw moeten worden verrekend of verdeeld.

Belang voor de praktijk

Bij veel scheidingen wordt aangesloten bij de standaard wettelijke regeling van pensioenverevening. Kleine pensioenen vallen niet onder het bereik van deze regeling. Dat kan leiden tot een onrechtvaardige situatie. In deze casus behoudt de vrouw het volledige recht op haar zes “kleine” pensioenen die opgeteld toch een relevante voorziening vormen. Het pensioen van de man dat boven het grensbedrag valt dient wel verevend te worden. Dat knelt.

Deze onrechtvaardigheid kan in veel gevallen weggenomen worden door de andere pensioenen op een afwijkende manier te verevenen. Het pensioenrecht van diegene die geen recht heeft op het kleine pensioen kan bijvoorbeeld in een afwijkende verhouding verevend worden. Ook kan gekozen worden voor verrekening van pensioen met ander vermogen.

In onze modelconvenanten wordt standaard aandacht besteed aan de kleine pensioenen. Het volgende is daarover opgenomen:

Gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 3 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (kleine pensioenen) komen de in dit artikel genoemde rechten onder @ en @ niet in aanmerking voor de hierna overeengekomen afspraken, die betrekking hebben op de in dit artikellid genoemde aanspraken.

Dit helpt jou bij een zorgvuldige vastlegging van de pensioenafspraken.

 


Permanent Actueel
Wil je graag op de hoogte blijven van ontwikkelingen die van belang zijn voor de scheidingspraktijk en onze artikelen wekelijks lezen? En maak je nog geen gebruik van praktijkondersteuning of onze digitale leeromgeving? Vraag dan nu een gratis proefabonnement aan!

 

 

 

 


© Copyright - De Scheidingsdeskundige