Kindgebonden budget en partneralimentatie: eindelijk duidelijkheid!

Geplaatst op 12 juli 2017

Het kindgebonden budget (hierna: KGB) is al jaren bron van discussie bij het bepalen van alimentatieverplichtingen. De Hoge Raad heeft nu opnieuw duidelijkheid gegeven over de rol van het KGB bij het vaststellen van alimentatie.

In dit artikel wordt toegelicht wat de rol van het KGB is bij het vaststellen van de alimentatie. Door het lezen van het stuk weet u zeker dat u bij het opstellen van een alimentatieberekening de juiste uitgangspunten hanteert. Dat borgt een zorgvuldige berekening voor uw cliënten.

De Hoge Raad heeft in 2015 reeds duidelijkheid gegeven over het toepassen van het KGB bij kinderalimentatie. Het KGB dient als inkomen van de onderhoudsplichtige ouder gezien te worden. Het KGB verhoogt daarmee de draagkracht en in het verlengde daarvan de onderhoudsbijdrage van die betreffende ouder.

 

Voorbeeld

Peter heeft uit zijn relatie met Marian twee kinderen, Jeroen (5) en Ivo (6). Jeroen en Ivo wonen bij Marian. De kosten van Jeroen en Ivo zijn € 625 per kind per maand. Marian ontvangt na scheiding (afgerond) € 75 kinderbijslag per kind per maand. Tevens heeft zij na scheiding recht op een KGB van € 400 per maand. Zowel Peter als Marian werken in loondienst. Het netto maandinkomen van Peter bedraagt € 3.200 per maand en van Marian € 1.600. Peter verzorgt de kinderen gemiddeld twee dagen in de week.

De verschuldigde onderhoudsbijdrage van Peter en Marian dient na de uitspraak van de Hoge Raad als volgt te worden berekend:

 

Peter                   Marian

Inkomen                                          € 3.200                 € 2.000 (€ 1.600 + € 400)

Af: draagkrachtloos inkomen[1]      € 1.865                 € 1.505

Draagkrachtruimte                          € 1.335                 €    495

Draagkracht (70%)                         €    934                 €    346

 

Totale gezamenlijke draagkracht: € 934 + € 346 = € 1.280

Eigen aandeel ouders per kind: € 625 – € 75 = € 550

Aandeel Peter: € 934 / € 1.280 * € 550 = € 401

Zorgkorting (25% van € 550) = € 137,50

De onderhoudsbijdrage van Peter per kind per maand bedraagt: € 401 – € 137,50 = € 263,50.

 

Kort nadat er duidelijkheid was gekomen over de toepassing van het KGB bij kinderalimentatie kwam er een nieuwe discussie op gang over het KGB. Ditmaal in het kader van de berekening van partneralimentatie[2]. De vraag was of het KGB de behoefte aan partneralimentatie vermindert (voor zover het KGB meer bedraagt dan het aandeel van de alimentatiegerechtigde in de kosten van de kinderen).

Ter verduidelijking. In het voorbeeld van Peter en Marian bedraagt het aandeel van Marian in de kosten van de kinderen: € 346 / € 1.280 * € 550 * 2 (kinderen) = € 297. Haar aandeel in de kosten van de kinderen is derhalve € 103 lager dan het KGB van € 400. Strekt dit verschil in mindering op haar behoefte? Met andere woorden: dient Marian dit bij haar eigen inkomen op te tellen? De Hoge Raad beantwoordt deze vraag nu ontkennend[3]. Ze overweegt daartoe het volgende: “Bij het kindgebonden budget is sprake van een overheidsbijdrage van aanvullende aard, waarvan het karakter meebrengt dat die bijdrage buiten beschouwing moet worden gelaten bij het vaststellen van de behoefte van de alimentatiegerechtigde aan een uitkering tot levensonderhoud op de voet van art. 1:157 BW.” Anders gezegd: het KGB is niet bedoeld om te voorzien in het levensonderhoud van alimentatiegerechtigde, maar om te worden besteed aan het kind/de kinderen. Er wordt derhalve zowel bij het bepalen van de behoefte als de draagkracht géén rekening gehouden met het KGB.

Zoals u wellicht weet loopt er op dit moment ook nog een wetsvoorstel omtrent de herziening van partneralimentatie[4]. De invoering van dit wetsvoorstel leidt (mogelijk) tot andere uitgangspunten voor de berekeningen van partneralimentatie. Wij houden u op de hoogte van de ontwikkelingen hieromtrent.

Voor nu is er in ieder geval duidelijkheid over hoe wij in de praktijk moeten omgaan met het KGB bij alimentatieberekeningen. Het gevolg van deze uitspraak zal zijn dat er in toenemende mate tussen ex-partners discussie zal ontstaan over waar de kinderen staan ingeschreven, met name in gevallen van co-ouderschap. Dit levert immers elke maand het KGB op. Het is belangrijk dat u zich hiervan bewust bent, zodat hierop kan worden ingespeeld bij de begeleiding van cliënten.

Tot slot is ons advies om uzelf niet te verliezen in details bij het alimentatierekenen. Gezamenlijke begeleiding vanuit het financiële perspectief waarbij alle financiële voorzieningen met elkaar in onderlinge samenhang worden gebracht is wat ons betreft de juiste aanpak. Hierdoor wordt het voor scheidende stellen inzichtelijk wat zij na de scheiding te besteden hebben. Deze transparantie leidt vaak tot begrip voor de hoogte van de onderhoudsvoorzieningen waardoor de afspraken ook beter gedragen worden. Een eventuele juridische procedure over de hoogte van de alimentaties kan zo worden voorkomen.

[1] 30% van netto inkomen als forfaitaire woonlast + bijstandsnorm van € 905.

[2] Art. 1:157 BW

[3] Prejudiciële beslissing: Hoge Raad 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1273

[4] Voorstel van wet van de leden Van Oosten, Recourt en Berndsen-Jansen tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van partneralimentatie (Wet herziening partneralimentatie), nr. 34231


© Copyright - De Scheidingsdeskundige