12 maart 2024
De bijdragen in het levensonderhoud van de ex-partner werden als jaarlijkse schenkingen afgesproken om te voorkomen dat deze zouden worden belast als partneralimentatie. Hiermee wilden ex-partners een belastingvoordeel realiseren. De belastinginspecteur steekt hier een stokje voor. Wat beslist het Hof: schenking of periodieke uitkering?
[lees verder...]
De bijdragen in het levensonderhoud van de ex-partner werden als jaarlijkse schenkingen afgesproken om te voorkomen dat deze zouden worden belast als partneralimentatie. Hiermee wilden ex-partners een belastingvoordeel realiseren. De belastinginspecteur steekt hier een stokje voor. Wat beslist het Hof: schenking of periodieke uitkering?
Wat was er aan de hand?
Een man en een vrouw hebben samengewoond en hebben twee kinderen. In 2010 wordt de relatie verbroken. De vrouw verlaat de gemeenschappelijke woning en koopt een nieuwe woning. De man heeft zich hoofdelijk verbonden voor de schuld uit hoofde van de hypothecaire geldlening van deze nieuwe woning van de vrouw. De kinderen zijn op dat moment 13 en 15 jaar oud. Het oudste kind woont bij de man. Het jongste kind verblijft in een instelling vanwege een verstandelijke beperking en verblijft in de weekenden bij de vrouw.
Ze leggen bij scheiding de volgende afspraken vast:
“Beste [naam vrouw] ,
Hierbij mijn afspraken met jou vastgelegd. Bij leven en welzijn van ons beiden spreek ik het volgende af:
Bovenstaande bedragen betaal ik tot jouw 65e levensjaar (2031).
Voor het overige betaal ik alle door mij goedgekeurde (vooraf) kosten voor [kind1] en [kind2] tot zij een zelfstandig leven leiden. Aanschaf van alle vakanties, kleding, etc. etc. worden door mij geregeld en vooraf goedgekeurd. Kosten van eten en drinken worden alleen bij mij thuis vergoed. (…)”
In 2015 stopt de man met betalen waarop de vrouw een civiele procedure start tegen de man.
De rechtbank Midden-Nederland beslist dat de gemaakte afspraken rechtens afdwingbaar zijn. Volgens de rechtbank is de gehele bijdrage van € 12.000 in werkelijkheid bedoeld ter dekking van de hypothecaire lasten, die de vrouw in verband met haar nieuwe woning moest dragen. Omdat de man hoofdelijk aansprakelijk was voor de hypothecaire schuld, had hij er belang bij dat zij deze lasten zou voldoen. De man voldoet naar aanleiding van deze uitspraak in 2016 ruim € 24.000 (de vervallen termijnen van zowel 2015 als 2016) aan de vrouw. Met ingang van 2017 vervalt de verplichting van de man, beslist de rechtbank.
Het in 2016 ontvangen bedrag geeft de vrouw niet aan als inkomen in haar aangifte inkomstenbelasting. In 2021 legt de belastinginspecteur een navorderingsaanslag op aan de vrouw. Daarbij heeft hij het inkomen uit werk en woning verhoogd met € 12.000. De vrouw is het hier niet mee eens en start opnieuw een procedure, ditmaal tegen de Belastingdienst.
De vraag is of de inspecteur terecht de van de man ontvangen bedragen bij de vrouw heeft aangemerkt als een periodieke uitkering en verstrekking in de zin van artikel 3.101 lid 1 onder c Wet IB 2001. Volgens de vrouw is er in fiscale zin sprake van een schenking, grotendeels aan de kinderen.
Het Hof beslist samengevat als volgt:
De belastinginspecteur wordt in het gelijk gesteld. De ontvangen uitkeringen zijn terecht belast als aangewezen periodieke uitkering en verstrekking.
Belang voor de praktijk
De vrouw is hopeloos in de problemen gekomen door de manier waarop de afspraken bij scheiding zijn vormgegeven. Door afspraken over onderhoudsverplichtingen aan de ex-partner te kwalificeren als (een reeks aan) schenkingen, werd beoogd een optimale fiscale situatie te creëren voor de vrouw. Deze bedragen kon zij immers, door toepassing van de schenkingsvrijstelling (van haarzelf[1] en van de kinderen[2]), onbelast, en derhalve netto, genieten. Door deze opzet was er immers geen effect in de inkomstenbelasting en hoefde ze geen premie Zvw af te dragen over de ontvangen bedragen. Ook hadden de uitkeringen geen gevolgen voor haar toeslagen en/of heffingskortingen, waardoor ze (mogelijk) teveel heeft ontvangen. Mogelijk bracht ze tevens de hele hypotheekrente in mindering op haar belastbare inkomen uit werk en woning, terwijl deze in werkelijkheid niet of niet volledig op haar drukte. Dit is haar duur komen te staan.
In de scheidingspraktijk ligt de verleiding op de loer om afspraken vanuit een fiscaal motief op een andere wijze vorm te geven dan de daadwerkelijke situatie. Deze uitspraak laat zien dat cliënten hierdoor zowel civiel als fiscaal in grote problemen komen (twee juridische procedures!). Als scheidingsprofessional biedt je uiteraard cliënten begeleiding bij het optimaliseren van hun fiscale situatie. Dit mag er echter in geen geval leiden tot dubieuze constructies. Werk je hier toch aan mee dan kun je cliënten en jezelf in grote problemen brengen. Schade die wordt veroorzaakt door dergelijke bewust onjuiste adviezen, vallen niet onder het bereik van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
Aan dit thema gerelateerde opleidingen:
In de Leergang Register Erkend Scheidingsadviseur® (RES) komen de juridische, financiële en fiscale aspecten van een scheiding bod.
Actualiteiten alimentatierecht & de adviespraktijk (verdieping)
[1] Jaarlijkse vrijstelling aan ‘overige verkrijgers’: € 2.658 (2024)
[2] Jaarlijkse vrijstelling van ouders aan kinderen: € 6.633 (2024)
Ben jij als professional betrokken bij scheidingen? Wil je jouw kennis op een efficiënte manier actueel houden en verder blijven ontwikkelen? Meld je dan aan voor Permanent Actueel van De Scheidingsdeskundige.