Fiscale keuzes leiden tot verlies van huurrechten met ontruiming als gevolg!

1 juli 2025

Fiscale keuzes leiden tot verlies van huurrechten met ontruiming als gevolg!

Het verbreken van het fiscaal partnerschap brengt vaak voordelen met zich mee op het gebied van toeslagen en heffingskortingen. Fiscaal ingegeven keuzes en misbruik kunnen als een boemerang terugkomen blijkt uit deze interessante uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.


Het verbreken van het fiscaal partnerschap brengt vaak voordelen met zich mee op het gebied van toeslagen en heffingskortingen. Fiscaal ingegeven keuzes en misbruik kunnen als een boemerang terugkomen blijkt uit deze interessante uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Wat was er aan de hand?
Maarten en Vera (twee kinderen) huurden met ingang van 2014 gezamenlijk een woning. In 2016 zegt Maarten de huurovereenkomst op. Hierdoor wordt zijn positie als medehuurder opgeheven. Enige tijd daarna schrijft Maarten zich in op een ander adres. Hij blijft overigens samenwonen met Vera. De bedoeling hiervan is het fiscale partnerschap en het toeslagpartnerschap te beëindigen. Hierdoor wordt de financiële situatie van Vera sterk verbeterd.

In 2024 verlaat Vera de woning en zegt de huurovereenkomst op. Maarten woont op dat moment nog steeds in de huurwoning.

De woningcorporatie heeft op 21 augustus 2024 Maarten gesommeerd de woning op korte termijn te verlaten.

Maarten is het daar niet mee eens en stelt het volgende:

  • Ondanks de opzegging van de huur is Maarten samen met Vera in de woning blijven wonen. Maarten heeft een vast inkomen en betaalde de huurpenningen, Maarten heeft nog diverse keren contact gehad met de woningcorporatie, waardoor Maarten medehuurder is gebleven.
  • Maarten heeft recht op bescherming als mede huurder op grond van art. 7:269 BW. Het is voldoende dat hij daar zelf een verzoek voor heeft ingediend.
  • Maarten meent dat de woningcorporatie hem een huurovereenkomst moet aanbieden gezien zijn persoonlijke omstandigheden. Daarbij speelt dat er ook kinderen betrokken zijn.

De woningcorporatie blijft bij haar standpunt dat Maarten de woning binnen 14 dagen dient te ontruimen en te verlaten. Daarnaast vordert de woningcorporatie machtiging de verlating zelf te bewerkstelligen met een gerechtsdeurwaarder en “de sterke arm”.

De rechtbank overweegt:
Maarten heeft de huurovereenkomst in 2016 opgezegd. Er is daarna geen nieuwe huurovereenkomst gesloten. Er is ook geen stilzwijgende overeenkomst ontstaan door gedragingen.

Maarten heeft ook geen recht op medehuurschap op grond van art. 7:267 BW. Een verzoek tot medehuurschap is niet mede door of namens Vera gedaan. Daarbij betwist Vera dat er sprake was van een duurzame huishouding. Maarten heeft zich zelf in de positie gebracht, waarvoor hij nu de bescherming van artikel 7:267 BW vraagt. Hij heeft bewust de huurovereenkomst opgezegd en daarmee zijn positie van medehuurder opgegeven. De bedoeling hiervan was de financiële situatie van Vera te verbeteren. Daarvoor is de bescherming die artikel 7:267 BW aan samenwoners biedt, niet bedoeld.

Artikel 3 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) bepaalt dat de belangen van minderjarige kinderen een eerste overweging moeten zijn. Dit betekent echter niet dat een woning waarin een ouder met minderjarige kinderen verblijft, nooit mag worden ontruimd. Alleen wanneer ontruiming zou leiden tot een noodsituatie, zoals dakloosheid van de kinderen, kan dit afhankelijk van de omstandigheden een belemmering vormen.

Tijdens de zitting is vastgesteld dat de kinderen hun hoofdverblijf bij Vera hebben en daar ook naar school gaan. Omdat hun leven zich grotendeels in de woonplaats van Vera afspeelt, overweegt de kantonrechter dat zij niet afhankelijk zijn van de woning van Maarten, waardoor zij niet worden getroffen door de ontruiming. Het verlies van deze woning leidt voor hen dan ook niet tot een noodsituatie.

De kantonrechter onderkent dat het verlies van de woning gevolgen kan hebben voor de omgang tussen Maarten en zijn kinderen. Dit leidt echter niet tot het oordeel dat ontruiming achterwege moet blijven. De belangen van de kinderen vormen derhalve geen belemmering voor de ontruiming, in de zin van artikel 3 IVRK.

De kantonrechter oordeelt dat Maarten de woning binnen 14 dagen moet ontruimen en moet verlaten. De gevorderde machtiging om de ontruiming met hulp van een gerechtsdeurwaarder en de sterke arm uit te voeren wordt afgewezen. Beveland Wonen heeft voldoende aan het ontruimingsvonnis, omdat het uitvoeren van een gedwongen ontruiming exclusief bij de deurwaarder ligt. Die kan op grond van de wet, indien nodig, de sterke arm inschakelen.

Belang voor de praktijk
Fiscaal gedreven keuzes kunnen zeer nadelig uitpakken zoals we zien in deze uitspraak. Terughoudendheid is in dat kader geboden.

In situaties waarbij sprake is van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap wordt een echtgenoot van diegene die de huurovereenkomst is aangegaan van rechtswege medehuurder zolang de woning als hoofdverblijf dient (art. 7:266 BW). In geval van een scheiding waardoor de woning wellicht niet meer tot hoofdverblijf dient is er nog steeds sprake van medehuur. Hieruit blijkt dat de echtgenoot of geregistreerde partner wettelijke bescherming geniet. Bij een scheiding hebben beide partners hierdoor evenveel recht op het voortzetten van het huurcontract. De juridische status van een medehuurder is immers gelijk aan die van een hoofdhuurder. Dat kan er toe leiden dat de echtgenoot die het huurcontract in het verleden is aangegaan op straat komt te staan. Bij voorkeur maken ex-echtgenoten onderlinge afspraken over het voortzetten van het huurcontract. Lukt hun dat niet dan zal de kantonrechter een belangen afweging maken. Hierbij zullen diverse factoren een rol kunnen spelen. Hierbij kun je denken aan; zorg voor de kinderen, financiële draagkracht, kans op andere huisvesting, gezondheid en andere bijzondere omstandigheden, et cetera.

Samenwoners die samen een huurcontract zijn aangegaan hebben ook gelijke rechten. In situaties waarbij slechts één partner het huurcontract is aangegaan wordt de andere partner niet automatisch medehuurder. Om in een gelijke juridische positie te geraken dienen partners de verhuurder gezamenlijk te verzoeken om de andere partner als medehuurder aan te merken (art. 7:267 BW). Dat wordt in de praktijk nogal eens vergeten met alle gevolgen van dien.

Let op: De status van medehuurder brengt ook aansprakelijkheid met zich mee ten aanzien van de verplichtingen die voortvloeien de huurovereenkomst.

De Scheidingsdeskundige biedt al ruim 10 jaar praktijkondersteuning aan professionals die betrokken zijn bij scheidingen. Ons doel is om jou te ondersteunen en in je kracht te zetten zodat je jouw cliënten optimaal kunt begeleiden. We zijn betrokken, praktijkgericht en deskundig. Heb je interesse in onze Praktijkondersteuning? Neem dan vrijblijvend contact met ons op. 

Wil jij perfect op de hoogte blijven?

Ben jij als professional betrokken bij scheidingen? Wil je jouw kennis op een efficiënte manier actueel houden en verder blijven ontwikkelen? Meld je dan aan voor Permanent Actueel van De Scheidingsdeskundige.

  • Wekelijkse verdieping en actualiteiten
  • PE Punten
  • Scheiden in de media
  • FAQ
  • Naslagwerken
  • Maandelijks opzegbaar
leeromgeving.descheidingsdeskundige.nl
De Scheidingsdeskundige
Scheidingsdeskundige Congres 2025