Breaking news! Kennisgroep Belastingdienst beantwoordt vragen Scheidingsdeskundige inzake afwikkeling lijfrenten bij scheiding

11 februari 2025

Breaking news! Kennisgroep Belastingdienst beantwoordt vragen Scheidingsdeskundige inzake afwikkeling lijfrenten bij scheiding

De Scheidingsdeskundige legde de Kennisgroep Verzekeringsproducten & Assurantiebelasting een aantal specifieke vragen voor over de afwikkeling van een lijfrentevoorziening bij relatiebeëindiging. De antwoorden van de kennisgroep zijn deels verrassend en zeer relevant voor de scheidingspraktijk.


De Scheidingsdeskundige legde de Kennisgroep Verzekeringsproducten & Assurantiebelasting zo’n twee jaar geleden een aantal specifieke vragen voor over de afwikkeling van een lijfrentevoorziening bij relatiebeëindiging. Aanleiding hiervoor was onduidelijkheid die was gerezen ten aanzien van de fiscale behandeling van bedragen die in verband met een scheiding worden voldaan ter verrekening van de lijfrente. Een deel van de vragen heeft de kennisgroep reeds beantwoord en gepubliceerd. Recentelijk zijn onze andere vragen ook beantwoord. Hierdoor kunnen wij jou nu een compleet beeld geven van de fiscale behandeling van de lijfrente. Wij kiezen ervoor de uitwerking van de kennisgroep integraal op te nemen zodat je alle aspecten tot je kunt nemen. Als je de ontwikkelingen de afgelopen jaren goed hebt gevolgd zal veel bekend voorkomen. Let goed op bij onderdeel “C” dat ziet op de afwikkeling van de lijfrente bij een finaal verrekenbeding. Die is wat ons betreft erg verrassend en werpt ander licht op dit soort zaken. Lees daarom na het bestuderen van de uitwerking van de kennisgroep ook goed onze analyse en het belang voor de praktijk!

Uitwerking kennisgroep:

Aanleiding
Dit standpunt bevat vragen en antwoorden over de afwikkeling van lijfrenten bij echtscheiding. In dit standpunt worden diverse varianten behandeld aan de hand van de volgende gegevens. De man en de vrouw zijn getrouwd. De man heeft een lijfrente, waarvoor de lijfrentepremies volledig zijn afgetrokken. De man en de vrouw scheiden. 

Vragen en antwoorden

A. Gemeenschap van goederen

Aanleiding
De lijfrente behoort tot de gemeenschap van goederen. Bij de scheiding spreken de man en de vrouw af dat de man de lijfrente krijgt toebedeeld. Ter verrekening van (de helft van) het lijfrenterecht – waarop zij op grond van de huwelijksgemeenschap recht heeft – wordt de vrouw gecompenseerd. Deze compensatie kan op verschillende manieren plaatsvinden. Deze worden in de volgende onderdelen verder uitgewerkt.

A1. Compensatie/verrekening in de vorm van geld

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de vrouw ter verrekening van de helft van de waarde van de lijfrente geld ontvangt?

Antwoord: De geldsom die ter verrekening van de helft van de waarde van de lijfrente door de man wordt betaald, is bij hem aftrekbaar op grond van artikel 6.3, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001. Bij de vrouw is dit bedrag belast op grond van artikel 3.102, derde lid, onderdeel b, Wet IB 2001.

A2. Goederen ter verrekening van de helft van de waarde van de lijfrente

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de vrouw goederen ontvangt ter verrekening van de helft van de waarde van de lijfrente?

Antwoord: De fiscale gevolgen zijn gelijk aan de situatie bij onderdeel A1.De geldswaarde van de goederen die ter verrekening van de helft van de waarde van de lijfrente wordt betaald, is bij de man aftrekbaar op grond van artikel 6.3, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001. Bij de vrouw is dit bedrag belast op grond van artikel 3.102, derde lid, onderdeel b, Wet IB 2001.

A3. Schuld uit gemeenschap van goederen toedelen aan de man ter verrekening van de helft van de waarde van de lijfrente

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de man de schuld uit de gemeenschap op zich neemt ter verrekening van de helft van de waarde van de lijfrente?

Antwoord: De fiscale gevolgen zijn gelijk aan de situatie bij onderdeel A1. De waarde van de bestaande schuld die ter verrekening van de helft van de waarde van de lijfrente door de man op zich wordt genomen, is bij hem aftrekbaar op grond van artikel 6.3, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001. Bij de vrouw is dit belast op grond van artikel 3.102, derde lid, onderdeel b, Wet IB 2001.

A4. Afzien van compensatie/verrekening

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de vrouw afziet van een compensatie bij het afstand doen van de helft van het lijfrenterecht?

Antwoord: Er zijn voor de heffing van inkomstenbelasting geen gevolgen. De helft van de waarde van de lijfrente is bij de man niet aftrekbaar en bij de vrouw niet belast. Wel kan sprake zijn van een schenking aan de man in de zin van de SW 1956.

B. Huwelijkse voorwaarden (uitsluiting van iedere gemeenschap) en periodiek verrekenbeding

Aanleiding
De man en de vrouw hebben huwelijkse voorwaarden opgemaakt welke iedere gemeenschap uitsluiten. Er is dus geen gemeenschap van goederen. Daarnaast zijn ze een periodiek verrekenbeding overeengekomen. Er is gedurende het huwelijk nooit uitvoering gegeven aan het periodieke verrekenbeding. De lijfrente behoort tot het te verrekenen vermogen. De man behoudt de lijfrente. De vrouw krijgt in verband hiermee een verrekenvordering op de man. De verrekenvordering kan op verschillende manieren worden voldaan. Deze worden in de volgende onderdelen verder uitgewerkt.

B1. Verrekenvordering wordt voldaan door geld

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de vrouw geld ontvangt ter voldoening van haar verrekenvordering?

Antwoord: Er zijn voor de heffing van inkomstenbelasting geen gevolgen. De helft van de verrekende waarde van de lijfrente is bij de man niet aftrekbaar en bij de vrouw niet belast. De verrekening vindt namelijk niet plaats in het kader van echtscheiding. Lees hierover meer in het standpunt KG:070:2022:19.

B2. Verrekenvordering wordt voldaan door goederen

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de vrouw goederen ontvangt ter voldoening van haar verrekenvordering?

Antwoord: Er zijn voor de heffing van inkomstenbelasting geen gevolgen. De helft van de verrekende waarde van de lijfrente is bij de man niet aftrekbaar en bij de vrouw niet belast. De verrekening vindt namelijk niet plaats in het kader van echtscheiding. Lees hierover meer in het standpunt KG:070:2022:19.

B3. Verrekenvordering wordt voldaan door het toedelen van de schuld aan de man

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de man de schuld op zich neemt ter voldoening van de verrekenvordering van de vrouw?

Antwoord: Er zijn voor de heffing van inkomstenbelasting geen gevolgen.

De waarde van de bestaande schuld die ter verrekening van de helft van de waarde van de lijfrente door de man op zich wordt genomen, is bij de man niet aftrekbaar en bij de vrouw niet belast. De verrekening vindt namelijk niet plaats in het kader van echtscheiding. Lees hierover meer in het standpunt KG:070:2022:19.

B4. Afzien van verrekenvordering

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de vrouw afziet van haar verrekenvordering?

Antwoord: Er zijn voor de heffing van inkomstenbelasting geen gevolgen. Wel kan sprake zijn van een schenking aan de man in de zin van de SW 1956.

C. Huwelijkse voorwaarden en verplicht wederkerig finaal verrekenbeding

Aanleiding
De man en de vrouw hebben huwelijkse voorwaarden opgemaakt met een verplicht wederkerig finaal verrekenbeding alsof zij bij ontbinding van het huwelijk gehuwd waren in algehele gemeenschap van goederen. De lijfrente valt onder het bereik van het verrekenbeding. De man behoudt de lijfrente. De vrouw krijgt in verband hiermee een verrekenvordering op de man. De verrekenvordering kan op verschillende manieren worden voldaan. Deze worden in de volgende onderdelen verder uitgewerkt.

Algemeen
Bij uitvoering van een verplicht wederkerig finaal verrekenbeding worden de vermogens van de echtgenoten verrekend bij de ontbinding van het huwelijk, als was sprake van een algehele gemeenschap van goederen.

Verrekening geschiedt bij helfte tenzij de echtgenoten anders zijn overeengekomen. In beginsel is het verrekenbeding verplicht wederkerig, maar de echtgenoten kunnen anders overeenkomen. Verplicht wederkerig houdt in dat verrekening moet plaatsvinden ongeacht welke echtgenoot als eerste overlijdt en ongeacht wie er het hoogste vermogen heeft. Ervan uitgaande dat echtgenoten niets anders zijn overeengekomen en er ook geen nadere beperkingen zijn, zal dit verrekenbeding zowel van toepassing zijn bij ontbinding van het huwelijk door echtscheiding als door overlijden.

C1. Verrekenvordering wordt voldaan door geld

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de vrouw geld ontvangt ter voldoening van haar verrekenvordering?

Antwoord: Tijdens het huwelijk ontstaat geen gemeenschap van goederen. Bij het aangaan van zulke huwelijkse voorwaarden ontstaat geen boedelmenging. De vrouw is niet (economisch) gerechtigd tot de lijfrente.

Nu de man zijn lijfrente behoudt, ontstaat voor de vrouw ter hoogte van de helft van de waarde van de lijfrente een verrekenvordering op de man, net als bij onderdeel B. Bij de verrekening op basis van het verrekenbeding is de helft van de verrekende waarde van de lijfrente bij de man niet aftrekbaar en bij de vrouw niet belast. De verrekening vindt namelijk niet plaats in het kader van echtscheiding, maar op basis van het verrekenbeding.

C2. Verrekenvordering wordt voldaan door goederen

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de vrouw goederen ontvangt ter voldoening van haar verrekenvordering?

Antwoord: Tijdens het huwelijk ontstaat geen gemeenschap van goederen. Bij het aangaan van huwelijkse voorwaarden met een finaal verrekenbeding ontstaat dus geen boedelmenging. De lijfrente wordt geen (economisch) eigendom van de vrouw.

Nu de man zijn lijfrente behoudt, ontstaat voor de vrouw ter hoogte van de helft van de waarde van de lijfrente een verrekenvordering op de man, net als bij onderdeel B. Bij de verrekening op basis van het verrekenbeding is de helft van de verrekende waarde van de lijfrente bij de man niet aftrekbaar en bij de vrouw niet belast. De verrekening vindt namelijk niet plaats in het kader van echtscheiding, maar op basis van het verrekenbeding.

C3. Verrekenvordering wordt voldaan door het toedelen van de schuld aan de man

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de man de schuld op zich neemt ter voldoening van de verrekenvordering van de vrouw?

Antwoord: Tijdens het huwelijk ontstaat geen gemeenschap van goederen. Bij het aangaan van huwelijkse voorwaarden met een finaal verrekenbeding ontstaat dus geen boedelmenging. De lijfrente wordt geen (economisch) eigendom van de vrouw.

Nu de man zijn lijfrente behoudt, ontstaat voor de vrouw ter hoogte van de helft van de waarde van de lijfrente een verrekenvordering op de man, net als bij onderdeel B. Bij de verrekening op basis van het verrekenbeding is de waarde van de bestaande schuld die ter verrekening van de helft van de waarde van de lijfrente door de man op zich wordt genomen bij hem niet aftrekbaar en bij de vrouw niet belast. De verrekening vindt namelijk niet plaats in het kader van echtscheiding, maar op basis van het verrekenbeding.

C4. Afzien van verrekenvordering

Vraag: Wat zijn de fiscale gevolgen als de vrouw afziet van haar verrekenvordering?

Antwoord: Er zijn voor de heffing van inkomstenbelasting geen gevolgen. Wel kan sprake zijn van een schenking aan de man in de zin van de SW 1956.

Belang voor de praktijk
Conclusie
De antwoorden van de kennisgroep geven aan dat de fiscale regels van artikel 3.102 lid 3 onder b Wet IB 2001 en artikel 6.3 lid 1 onder d Wet IB 2001, uitsluitend van toepassing kunnen zijn bij de afwikkeling van een lijfrentevoorziening als deze tot een huwelijksgemeenschap behoort en wordt verdeeld.[1] Dit geldt bovendien alleen in situaties waarin er daadwerkelijk een compensatie wordt voldaan ter verrekening van de lijfrente, bijvoorbeeld in de vorm van geld, goederen, of een afwijkende draagplicht voor een schuld. Als er geen compensatie tegenover staat spelen de fiscale gevolgen van verrekenen niet! Wel kan er mogelijk sprake zijn van een belaste schenking.

Indien een lijfrentevoorziening onder het bereik valt van een niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding of van een finaal verrekenbeding, zijn de fiscale regels van artikel 3.102 lid 3/artikel 6.3 lid 1 Wet IB 2001 uitdrukkelijk niet van toepassing!

Analyse
De uitleg van de kennisgroep ten aanzien van de verrekenbedingen staat haaks op de letterlijke wettekst die ziet op de fiscale verrekening van lijfrenten. Hieronder hebben wij het relevante deel van de wettekst van art. 3.102 lid 3 en art. 6.3 lid 1 Wet IB 2001 opgenomen.

Artikel 3.102 lid 1 onder b Wet IB 2001: Tot de aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen behoort wat in het kader van een echtscheiding wordt ontvangen ter zake van het recht op verrekening van lijfrenten voorzover de daarvoor betaalde premies als uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking zijn genomen.

Artikel 6.3 lid 1 onder d Wet IB 2001: Onderhoudsverplichtingen zijn bedragen die in het kader van echtscheiding worden voldaan ter zake van de verplichting tot verrekening van lijfrenten waarvan de betaalde premies als uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking zijn genomen.

Een finale verrekening bij echtscheiding op grond van huwelijkse voorwaarden kán zich in onze ogen alleen bij een echtscheiding manifesteren. Het standpunt van de kennisgroep is in onze ogen in strijd met de letterlijke wettekst. Daarnaast is het standpunt in strijd met de gangbare praktijk en de visie van een aantal vooraanstaande fiscalisten.[2] Vanuit de Scheidingsdeskundige hebben wij ons altijd gebaseerd op de wettekst en de uitleg in diverse fiscale publicaties.

Dit beleidsstandpunt leidt dus tot een nieuw inzicht met gevolgen voor de praktijk. Ondanks deze onverwachtse uitleg zijn wij tevreden met de antwoorden die we op onze vragen hebben gekregen. Dit betekent immers een vereenvoudiging van complexe fiscale regels rondom de afwikkeling van lijfrentevoorzieningen bij scheidingen. Niet zelden leiden deze fiscale regels tot grote onverwachte financiële tegenvallers. Hierdoor kunnen mensen soms jaren na afwikkeling van de scheiding, voor hun onverwachts, in de financiële problemen komen. Dit is in onze ogen zeer onwenselijk.

Status kennisgroepstandpunt
De Belastingdienst is nu, middels de gepubliceerde standpunten, duidelijk over haar interpretatie van deze fiscale regels. De vraag die rijst is wat de status van dergelijke kennisgroepstandpunten is. Kennisgroepstandpunten kunnen worden aangemerkt als nieuw beleid van de Belastingdienst.[3] De standpunten geven, door de ogen van de Belastingdienst, uitleg aan wet- en regelgeving en zijn bindend voor de inspecteurs. In die zin kun je erop vertrouwen dat de Belastingdienst deze regels ook uniform zal toepassen.

Dat neemt overigens niet weg dat wet- en regelgeving in de rechtspraak alsnog anders kan worden uitgelegd. De rechter houdt geen rekening met interpretatie van wetgeving door de Belastingdienst maar zal zich baseren op het recht.

De standpunten vormen voor ons in elk geval een grond om de uitleg en interpretatie aan te passen in ons opleidingsmateriaal. Deze wijzigingen hebben wij inmiddels al doorgevoerd op de relevante plekken, zoals in onze modelconvenanten.

Relevantie
De nieuwe kennisgroepstandpunten raken slechts een kleine groep van gescheiden mensen. Het ziet in zijn geheel niet op samenwoners die hun relatie verbreken. Het ziet uitsluitend op echtscheidingen waarbij huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt (circa 25% van de gehuwden). Daarnaast dienen deze huwelijkse voorwaarden ook nog eens een verrekenbeding te bevatten. Tot slot moet er ook nog eens een lijfrentevoorziening onder het bereik van het verrekenbeding vallen. Dat is slechts bij een kleine groep gescheiden mensen het geval. Niettemin is het van belang dat je de regels goed kent en cliënten goed kunt voorlichten.

Gevolgen voor cliënten die je in het verleden hebt begeleid?
De verrassende interpretatie van de kennisgroep werpt mogelijk ander licht op zaken die je in het verleden hebt begeleid. Het kan zijn dat cliënten gunstiger af zijn door toepassing van het standpunt van de kennisgroep. In dat geval kun je cliënten benaderen en kijken of je op basis van de zienswijze van de Belastingdienst afspraken kunt corrigeren en in het verlengde daarvan de aangifte.

Voorbeeld
Maarten en Vera zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden met een verrekenbeding. Maarten heeft een lijfrente van € 120.000 euro (na toepassing belastinglatentie). Maarten dient Vera bij echtscheiding € 60.000 te voldoen in verband met de lijfrente. Zij zijn overeengekomen dat de persoonsgebonden aftrek van Maarten aan Vera wordt toegerekend om het nadeel van de bijtelling enigszins te corrigeren. Vera had al een inkomen van € 40.000. Hierbij komt € 60.000 als belastbare periodieke uitkering en vertrekking. Daartegenover staat dat zij ook een persoonsgebonden aftrek toegerekend krijgt van € 60.000. Vera dient echter wel Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw te voldoen en zij wordt geconfronteerd met de tariefcorrectie.

De bijdrage Zvw bedraagt 5,26%[4] van € 35.864 (maximale grondslag is € 75.864) = € 1.886.
De tariefcorrectie bedraagt: 12,02% van € 23.183 (alles boven € 76.817) is € 2.786.

Door de aangifte aan te passen kunnen deze fiscale gevolgen gecorrigeerd worden met als voordeel ruim € 4.500 .

Omdat de kennisgroepstandpunten kwalificeren als nieuw beleid, heeft een kennisgroepstandpunt in beginsel geen terugwerkende kracht. Dit betekent dat alleen aanslagen die nog niet onherroepelijk vaststaan kunnen worden gecorrigeerd op basis van het kennisgroepstandpunt.[5] Een verzoek om ambtshalve vermindering voor aanslagen die wél al onherroepelijk vaststaan, heeft alleen zin als een verzoeker zich met succes kan beroepen op de eerdere vaste gedragslijn die gold vóór het onherroepelijk worden van de belastingaanslagen. Het is derhalve onduidelijk of een verzoek om ambtshalve vermindering in verband met bovenbeschreven kennisgroepstandpunt zal slagen.

De Scheidingsdeskundige heeft speciaal voor gebruikers van de praktijkondersteuning een modelbrief voor de Belastingdienst ontwikkeld. Met dit document kun je in de betreffende situaties jouw cliënten begeleiden bij het indienen van een verzoek om ambtshalve vermindering (voor aanslagen die al definitief vaststaan) bij de Belastingdienst. Staat de aangifte nog niet definitief vast, dan voldoet het om een gecorrigeerde aangifte in te dienen. In deze gevallen is het niet nodig een toelichting te sturen.

Is er in het jaar van scheiding geen gezamenlijke aangifte gedaan en is er bij de waardering van de lijfrente geen belastinglatentie toegepast, dan dienen cliënten eerst weer met elkaar in gesprek te gaan. In deze situatie is de voorziening onjuist gewaardeerd. Bovenstaande brief kan voor deze situatie niet worden gebruikt en is er maatwerk vereist.

Wil je meer weten over fiscaliteit en scheiding? De Scheidingsdeskundige biedt diverse opleidingen rondom dit thema zoals bijvoorbeeld:

Leergang Erkend Scheidingsadviseur
Belastingaangifte in het jaar van scheiding


[1] Let op: dit kan naast de wettelijke gemeenschap van goederen ook het geval zijn als er huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt met een beperkte gemeenschap waartoe de lijfrentevoorziening behoort.
[2] Zie bijvoorbeeld: EB 2014/93 Fiscale verrekening van lijfrenten bij scheiding, wel of geen belastinglatenties (onderdeel 3)
[3]https://kennisgroepen.belastingdienst.nl/publicaties/kg20620242-kennisgroepstandpunten-en-nieuw-beleid/
[4] Tarief 2025
[5] Zie onderdeel 4 van KG:206:2024:2 Kennisgroepstandpunten en (nieuw) beleid

Wil jij perfect op de hoogte blijven?

Ben jij als professional betrokken bij scheidingen? Wil je jouw kennis op een efficiënte manier actueel houden en verder blijven ontwikkelen? Meld je dan aan voor Permanent Actueel van De Scheidingsdeskundige.

  • Wekelijkse verdieping en actualiteiten
  • PE Punten
  • Scheiden in de media
  • FAQ
  • Naslagwerken
  • Maandelijks opzegbaar
leeromgeving.descheidingsdeskundige.nl
De Scheidingsdeskundige
Scheidingsdeskundige Congres 2025