Woonlastenverdeling bij scheiding. Hoe hiermee om te gaan in de praktijk?

Geplaatst op 19 januari 2016

2016 zal weer een interessant jaar worden voor professionals die betrokken zijn bij scheidingen. Momenteel liggen er wetsvoorstellen over kinderalimentatie, partneralimentatie en de wettelijke gemeenschap van goederen ter behandeling bij de beide Kamers. Ook in 2016 blijven wij u regelmatig informeren over interessante signaleringen, ontwikkelingen en andere thema’s die relevant zijn bij het scheidingsproces en de begeleiding hiervan.

 

Woonlasten bij scheiding

In deze nieuwsbrief geven wij antwoord op de vraag voor wiens rekening woonlasten dienen te komen bij een echtscheiding. In een eerdere nieuwsbrief zijn wij reeds ingegaan op de fiscale aspecten rondom de eigenwoningregeling in de Wet IB 2001. In deze nieuwsbrief gaan wij in op de civiele financiële aspecten rondom de gemeenschappelijke woning, aangezien dit regelmatig tot discussie of conflicten leidt tussen ex-partners.

 

Financiële huishouding komt onder druk te staan

Bij veel scheidingen vertrekt één partner uit de gezamenlijke woning naar een huurwoning of gaat tijdelijk bij vrienden of familie wonen. De andere partner blijft dan, al dan niet met de kinderen, achter in de voormalige gezamenlijke woning. Deze situatie duurt voort totdat de woning door één van beide echtgenoten is overgenomen of dat de woning aan een derde is verkocht.

De keuze van het verbreken van de samenwoonrelatie brengt een toename van de kosten van de huishouding met zich mee. Hierdoor kan de financiële situatie onder druk komen te staan. Dit is een belangrijk probleem waar veel scheidende stellen mee geconfronteerd worden.

Bij een gezamenlijke koopwoning (uitgaande van een gelijke eigendoms-/schuldverhouding) is het gebruikelijk dat de ex-partners allebei de helft van de gezamenlijke eigenaarslasten blijven dragen. Hierbij kan gedacht worden aan onroerendezaakbelasting, opstalverzekering, hypotheekrente en eventuele aflossingsverplichtingen. Voor de vertrekkende partner voelt hem soms onredelijk dat hij of zij nog moet betalen voor een woning waar hij of zij niet in woont.

Hoe kunt u als (financieel) professional partijen adviseren inzake de financiële aspecten rondom de woning?

 

Gebruikersvergoeding voor gebruik gezamenlijke woning

Wij zien in onze adviespraktijk regelmatig dat cliënten tegenstrijdige verwachtingen en belangen hebben ten aanzien van deze kostenverdeling. Om toekomstige discussies en eventuele juridische procedures te voorkomen dienen vooraf afspraken gemaakt te worden over de onderlinge kostenverdeling. Hierbij is het uitgangspunt dat de achterblijvende partner een redelijke vergoeding betaalt aan de vertrekkende partner voor het uitsluitende gebruik van de al dan niet gezamenlijke woning[1]. De vertrekkende partner dient meestal nog kosten te maken voor deze woning. Daarnaast wordt de vertrekkende partner in veel gevallen zelf geconfronteerd met extra woonlasten in verband met een nieuwe (huur)woning.

Als de achterblijvende echtgenoot in staat is een vergoeding te betalen voor het volledige woongenot is het probleem wellicht makkelijk opgelost. Wel is dan de vraag op welk bedrag de vergoeding gewaardeerd dient te worden. Al lange tijd is in de rechtspraak een vergoeding voor de overwaarde gebruikelijk. De vertrekkende partner krijgt dan bijvoorbeeld 3% van zijn deel van de overwaarde[2]. In onze ogen kleven er meerdere bezwaren aan deze methode omdat hier geen rekening wordt gehouden met de zakelijke lasten die de vertrekkende partner nog heeft. In sommige situaties is ook geen sprake van overwaarde. Het zou onredelijk zijn als in dergelijke gevallen geen vergoeding zou hoeven te worden betaald.

In onze ogen dient gekeken te worden naar een reële huurwaarde van het deel van de woning dat door de vertrekkende partner aan de achterblijvende partner ter beschikking wordt gesteld. Uitgangspunt is dan een vergelijkbare huurprijs die de vertrekkende partner zal moeten voldoen om een soortgelijke woning te kunnen huren.

 

Maatwerk

Het is echter bij scheidingen nog maar de vraag of een achterblijvende partner over voldoende financiële middelen kan beschikken om een vergoeding aan de vertrekkende partner te betalen. Daarnaast is het de vraag of iemand uit vrije wil achterblijft of dat er geen andere keuze is dan het blijven bewonen van de echtelijke woning.

Afspraken over de verdeling van woonlasten bij scheidingen blijven in onze ogen dan ook maatwerk. Het is van belang dat u kennis heeft van de (rechts)praktijk en de verschillende aspecten die hier aan kleven. Als financiële deskundige kunt u een belangrijke bijdrage leveren aan de gesprekken tussen voormalige partners over de invulling van hun financiën tijdens en na de afwikkeling van de scheiding.

[1] Art. 1:165 lid 1 BW en art. 3:169 BW

[2] Rechtbank Gelderland 14 april 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:2646


© Copyright - De Scheidingsdeskundige